‘Kreeg lord Mountrachet ook bloedvergiftiging?’
‘O, nee, nee, hij niet. Hij heeft zijn fortuin erdoorheen gejaagd met buitenlandse reizen.’ Ze fluisterde weer. ‘Naar voodooplekken. Ze zeggen dat hij souvenirs mee terugbracht waar je de haren van te berge rezen. Hij werd echt heel raar. Bijna het voltallige personeel was opgestapt, behalve een keukenmeid en een tuinier die er al zijn hele leven werkte. Mijn moeder heeft me verteld dat de oude heer dagenlang dood heeft gelegen voordat ze hem vonden.’ Clara glimlachte zo dat haar ogen in haar plooien verdwenen. ‘Maar Eliza is ervandoor gegaan, en dat is het belangrijkste. Volgens mijn moeder is ze naar het buitenland gegaan. Dat vond ze altijd zo geweldig.’
‘Maar niet naar Australië,’ zei Cassandra.
‘Eerlijk gezegd weet ik niet waarheen,’ zei Clara. ‘Ik weet alleen wat ik van mijn moeder heb gehoord. Dat Eliza zich tijdig van dat vreselijke huis had losgemaakt. Dat ze naar het buitenland was gegaan zoals ze altijd al van plan was geweest en nooit meer was teruggekomen.’ Ze stak een vinger omhoog. ‘Daar komen die tekeningen vandaan, waarmee de dame van het museum zo in haar sas was. Die waren van haar, van Eliza. Ze zaten tussen haar spullen.’
Het lag Cassandra op de lippen om te vragen of Mary ze van Eliza had gestolen, maar ze slikte haar woorden net op tijd in. Ze besefte dat het misschien van slechte manieren zou getuigen als ze zou veronderstellen dat de geliefde overleden moeder van deze vrouw zulke waardevolle kunst van haar werkgever had gestolen. ‘Welke dingen?’
‘De dozen die mijn moeder heeft gekocht.’
Nu was Cassandra echt in de war. ‘Had ze dozen van Eliza gekocht?’
‘Niet van haar, ze waren ván Eliza geweest. Nadat ze was weggegaan.’
‘Van wie kocht ze ze?’
‘Er was een grote verkoping. Die kan ík me nog herinneren. Mijn moeder heeft me ermee naartoe genomen toen ik nog een meisje was. Het was in 1935, dus ik was vijftien. Toen de oude lord eindelijk doodging, besloot een ver familielid uit Schotland het landgoed te verkopen, natuurlijk in de hoop dat hij er wat geld mee kon beuren tijdens de crisisjaren. Hoe dan ook, mijn moeder las erover in de krant en zag dat ze ook een aantal kleine spullen wilden verkopen. Volgens mij schepte mijn moeder er behagen in om iets te bezitten van de plaats waar ze haar zo slecht hadden behandeld. Ze nam mij mee omdat ze vond dat het me goed zou doen om de plek te zien waar zij was begonnen. Zodat ik dankbaar zou zijn dat ik geen dienstmeisje was, en het me zou stimuleren om mijn best te doen op school zodat ik het beter zou krijgen dan zij. Ik kan niet zeggen dat het gelukt is, maar het heeft me zeker geschokt. Het was voor het eerst dat ik zoiets zag. Ik had geen idee dat er mensen waren die zo leefden. In deze buurt zie je niet zoveel duurs.’ Ze knikte om aan te geven dat ze dat ook wel best vond. Daarna was het even stil en keek ze naar het plafond. ‘Goed, waar was ik gebleven?’
‘U had het over die dozen,’ zei Christian. ‘Die uw moeder op Blackhurst heeft gekocht.’
Ze hief een bevende vinger op. ‘Precies, van het landhuis bij Tregenna. Je had haar gezicht moeten zien toen ze die dozen op tafel zag staan met allerlei andere dingen als lampen, presse-papiers, boeken enzovoort. Mij leek het niet veel, maar mama wist meteen dat het spullen van Eliza waren. Ze pakte mijn hand, ik denk dat het voor het eerst van mijn leven was, en het leek net alsof ze geen lucht kon krijgen. Ik maakte me zorgen, ik dacht dat ze even moest gaan zitten, maar daar wilde ze niets van horen. Ze besprong die dozen. Het was net alsof ze bang was om even weg te gaan en dat iemand anders ermee aan de haal zou gaan. Dat leek me niet waarschijnlijk; zoals ik al zei, mij leek het niet veel, maar over smaak valt niet te twisten, hè?’
‘En zaten de tekeningen van Nathaniel Walker in die doos?’ vroeg Cassandra. ‘Bij Eliza’s spullen?’
Clara knikte. ‘Nu ik erbij stilsta, is het wel raar. Mama wilde ze dolgraag kopen, maar toen we thuiskwamen, liet ze mijn vader ze naar zolder brengen en verder heb ik ze nooit meer gezien. Niet dat ik er vaak bij stilstond. Ik was veertien. Waarschijnlijk had ik een oogje op een jongen in de buurt en konden die paar oude dozen die mijn moeder had gekocht me geen zier schelen. Dat wil zeggen, tot ze hier bij mij kwam wonen en ik merkte dat die dozen meekwamen. Dat vond ik heel raar en het toont echt aan hoeveel ze voor haar betekenden, omdat ze niet veel meenam. En pas toen we hier bij elkaar woonden, heeft ze me eindelijk verteld wat erin zat en waarom ze zo belangrijk waren.’
Cassandra herinnerde zich Ruby’s verslag van de kamer boven die nog vol stond met Mary’s spullen. Wat voor kostbare aanwijzingen konden daar nog meer diep verstopt in dozen zitten, die geen mens ooit zou zien? Ze slikte. ‘Hebt u er ooit in gekeken?’