In plaats daarvan wendde ze zich af en liep ze met ruisende rokken naar het raam om uit te zien over het grasveld waar het al donkerder werd. Het was allemaal heel overweldigend. Doorgaans had Adeline geen gebrek aan sociale vaardigheden, maar vandaag dreigde de rol van bezorgde grootmoeder haar ondergang te worden. Werd dat meisje maar gevonden en terugbezorgd, dood of levend, gewond of gezond. Dan kon Adeline een episode afsluiten en zich ongeremd overgeven aan haar verdriet over Rose.
Maar het zag ernaar uit dat zo’n eenvoudige oplossing niet voor haar was weggelegd. Over een uur zou het donker worden, er was nog geen spoor van het kind en Adeline kon geen punt achter de zoektocht zetten voordat alle mogelijkheden waren uitgeput. De bedienden keken toe, haar reactie werd in het bediendeverblijf ongetwijfeld gemeld en besproken, dus moest de jacht voortgezet worden. Daisy was bijna nutteloos en de rest was al niet veel beter. Ze moest Davies hebben. Waar was die lomperik als je hem nodig had? Die zat ongetwijfeld weggedoken in een ver hoekje van het landgoed om klimplanten aan een rek te bevestigen terwijl zijn aanwezigheid hier gewenst was.
‘Waar is Davies?’ vroeg ze.
‘Het is zijn vrije middag, mevrouw.’
Natuurlijk. De bedienden waren altijd op pad maar nooit te vinden.
‘Ik denk dat hij thuis is, of naar het dorp, mevrouw. Ik denk dat hij zei dat hij bestellingen van de trein moest gaan halen.’
Er was maar één ander persoon die het landgoed even goed kende als Davies.
‘Dan ga je juffrouw Eliza maar halen,’ zei Adeline en haar mond vormde een zuinig trekje toen ze die naam noemde. ‘En breng haar terstond naar mij toe.’
Eliza keek naar het slapende kind. Lange oogleden lagen op zachte wangen, ze had haar volle rode lipjes iets getuit en haar knuistjes lagen gebald op schoot. Wat hadden kinderen toch een vertrouwen om op zo’n moment te kunnen slapen. Dat kwetsbare vertrouwen maakte dat een deel van Eliza wel kon huilen.
Wat had haar bezield? Wat deed ze hier in de trein naar Londen met het kind van Rose?
Niets, ze had helemaal niets gedacht en daarom had ze het juist gedaan. Nadenken was namelijk je verfpenseel van de rede in het heldere water van de zekerheid dopen. Ze had gewoon beseft dat het kind niet bij oom Linus en tante Adeline aan haar lot kon worden overgelaten en daarom had ze gehandeld. Ze had Sammy laten zitten en dat zou haar niet nog eens gebeuren.
Wat ze nu met Ivory aan moest was een andere vraag, want Eliza kon haar natuurlijk niet houden. Het kind verdiende iets beters. Ze moest een vader en een moeder hebben, en zussen en broers en een gelukkig, liefdevol gezin dat haar leven zou vervullen met warme herinneringen.
En toch zag Eliza niet wat voor keus ze had. Het kind moest ver uit de buurt van Cornwall blijven, anders was het risico te groot dat ze zou worden ontdekt en spoorslags naar Blackhurst zou worden teruggebracht.
Nee, het meisje moest bij haar blijven tot Eliza een betere oplossing had gevonden. Althans voorlopig. Het zou nog vijf dagen duren voor het schip naar Maryborough in Australië zou vertrekken, waar Mary’s broer en haar tante Eleanor woonden. Mary had haar een adres gegeven, en na aankomst zou Eliza contact met de familie Martin opnemen. Natuurlijk zou ze Mary ook bericht sturen om te laten weten wat ze had gedaan.
Eliza had haar overtocht al onder een valse naam geboekt. Het was misschien bijgelovig, maar toen het zover was om te reserveren, was ze opeens bezeten geweest door het overweldigende gevoel dat ze een nieuwe naam moest aannemen, als ze tenminste alle schepen achter zich wilde verbranden en een nieuw leven wilde beginnen. Ze wilde geen spoor van zichzelf op het boekingskantoor, geen schakel tussen deze wereld en de volgende achterlaten, dus had ze een pseudoniem genomen. Dat zou een gelukkige keuze blijken.
Want zoeken zouden ze. Eliza wist voldoende over de oorsprong van Rose’ kind om te beseffen dat tante Adeline dit niet zomaar over haar kant zou laten gaan. Ze moest onderduiken. Ze zou een herberg bij de haven zoeken, een plaats waar ze een kamer wilden verhuren aan een arme weduwe met haar kind op weg naar familie in de Nieuwe Wereld. Ze vroeg zich af of het mogelijk was op zo’n korte termijn de overtocht voor een kind te boeken. Of zou ze een manier kunnen vinden om het kind onopgemerkt aan boord te smokkelen?
Eliza keek naar het nietige mensje dat in een hoekje van de coupé lag te slapen. Ze was zo kwetsbaar. Langzaam stak ze haar hand uit om haar wang te strelen. Ze trok hem terug toen het meisje bewoog, haar neusje optrok en zich nog dieper in het hoekje van de coupé nestelde.
Het was natuurlijk belachelijk, maar Eliza zag iets van Rose in het kind, in Ivory, van Rose als jong meisje toen Eliza haar pas had leren kennen.
Het kind zou natuurlijk naar haar papa en mama vragen en ooit zou Eliza het haar vertellen, hoewel ze nog niet wist hoe ze dat precies onder woorden moest brengen. Ze zag dat het sprookje dat het had kunnen vertellen niet meer in het sprookjesboek zat. Iemand had het hoofdstuk verwijderd. Waarschijnlijk Nathaniel, dacht Eliza. Rose en tante Adeline zouden het hele boek hebben vernietigd; alleen Nathaniel zou het verhaal eruit halen waarin iemand zijn eigen rol tussen de regels door kon lezen, maar de rest bewaren.