‘O, Ruby.’ Cassandra was overweldigd door medelijden. ‘Ben je de baby verloren?’
‘Bij wijze van spreken. Ik was nog jong, het was een vergissing. Hij en ik waren het erover eens dat het dom was om het door te zetten. Ik ging ervan uit dat er later nog genoeg tijd voor zou zijn.’ Ze haalde haar schouders op en streek de slaapzak glad over haar benen. ‘Het probleem was alleen dat, tegen de tijd dat ik er klaar voor was, de noodzakelijke ingrediënten niet meer bij de hand waren.’
Cassandra keek haar vragend aan.
‘Sperma, lieverd. Ik weet niet of ik tussen mijn dertigste en veertigste constant het slachtoffer van PMS was, maar om wat voor reden ook had het grootste deel van de mannen geen belangstelling voor me. Tegen de tijd dat ik een vent ontmoette met wie ik wel kon samenleven, was de babyboot al vertrokken. We hebben het nog wel een poosje geprobeerd, maar,’ schokschouderde ze, ‘tegen de natuur valt niet te vechten.’
‘Dat spijt me, Ruby.’
‘Hoeft niet hoor. Het gaat best met me. Ik heb werk waarvan ik hou, ik heb lieve vrienden.’ Ze knipoogde. ‘En je hebt mijn appartement gezien. Dat is een hoofdprijs. Je kunt er je kont niet keren, maar dat hoeft ook niet.’
Cassandra glimlachte.
‘Je maakt je leven uit wat je hebt, niet uit wat je mist.’ Ruby ging weer liggen, nestelde zich in haar slaapzak en trok hem op tot haar schouders. ‘Slaap lekker.’
Cassandra bleef nog even zitten kijken naar de dansende schaduwen op de muur en dacht na over wat Ruby had gezegd. Over het leven dat zij, Cassandra, had opgebouwd uit de dingen die ze miste. Had Nell dat ook gedaan? Had zij het leven en de familie die haar waren gegeven veronachtzaamd en zich gericht op het leven dat ze had gemist? Cassandra ging liggen en deed haar ogen dicht. Ze liet de nachtelijke geluiden haar verontrustende gedachten buitensluiten. De zee die ademde, de golven die tegen de grote zwarte rots stuksloegen, dieren op het dak, kruinen die ruisten in de wind…
Het huisje was een eenzame plek; overdag lag het al geïsoleerd, maar ’s nachts was het nog erger. De weg ging niet helemaal naar de top van het klif, het hek naar de verborgen tuin was dichtgemetseld, en daarachter lag de doolhof waarin de juiste weg moeilijk te vinden was. Het was een soort huisje waar je kon wonen zonder ooit een levende ziel te zien.
Er schoot haar iets te binnen en Cassandra stokte de adem in de keel. Ze ging met een ruk rechtop zitten. ‘Ruby,’ zei ze, en toen harder: ‘Ruby.’
‘Ik slaap,’ kwam het antwoord met dikke tong.
‘Maar ik heb net de oplossing gevonden.’
‘Ik slaap nog steeds.’
‘Ik weet waarom ze de muur hebben gebouwd, waarom Eliza is weggegaan. Daarom heb ik die droom gehad. Mijn onbewuste was er al achter gekomen en probeerde me dat te laten weten.’
Ruby draaide zich met een zucht om en richtte zich op een elleboog op. Ze veegde een lok uit haar oog. ‘Jij wint. Ik ben wakker. Maar dan ook net.’
‘Mary heeft hier gewoond toen ze zwanger was van Ivory, van Nell. Hier, in dit huisje. Daarom wist William niet dat ze zwanger was.’ Cassandra boog zich wat dichter naar Ruby toe. ‘Daarom is Eliza weggegaan: in haar plaats woonde Mary hier. Ze hebben haar in het huisje verborgen gehouden en de muur gebouwd zodat niemand haar per ongeluk zou zien.’
Ruby wreef in haar ogen en ging rechtop zitten.
‘Ze hebben het huisje in een kooi veranderd tot de baby was geboren en Rose tot moeder werd uitgeroepen.’
42
Tregenna, Cornwall, 1975
De middag voor ze uit Tregenna vertrok, bracht Nell voor het laatst een bezoek aan Cliff Cottage. Ze nam het witte koffertje mee, vol documentatie en onderzoeksresultaten van haar bezoek. Ze wilde haar aantekeningen nakijken en het huisje leek haar een goede plek om dat te doen. Kijk, daar verontschuldigde ze zich weer. Ze wilde haar aantekeningen wel nakijken, maar dat was niet de reden dat ze naar het huisje was gekomen. Ze was alleen gekomen omdat ze de verleiding niet kon weerstaan.
Ze deed de deur van het slot en duwde hem open. De winter kwam eraan en het was koud in huis; het rook er bedompt en de lucht hing zwaar en stil in de gang. Ze ging met haar koffertje naar de slaapkamer boven. Ze vond het prettig om uit te kijken over de zilvergrijze zee, en bij haar laatste bezoek had ze een rotanstoeltje in de hoek van de kamer gezien dat uitstekend van pas zou komen. Het rotan van de rugleuning was gerafeld, maar dat was geen bezwaar. Nell zette de stoel bij het raam, ging voorzichtig zitten en deed het witte koffertje open.
Ze bladerde de paperassen door die erin zaten: Robyns aantekeningen over de familie Mountrachet, de brochure over Tregenna uit de receptie van de Tregenna Inn, haar naspeuringen en correspondentie van de plaatselijke notaris over haar aankoop van Cliff Cottage. Nell vond de brief die handelde over de perceelgrenzen en bladerde naar de bladzijde met een landmeterskaart. Nu zag ze duidelijk het terrein dat Christian als een tuin had beschreven en ze vroeg zich af wie er in hemelsnaam de toegangspoort had dichtgemetseld en waarom.