Maar in Nells aantekeningen stond niets over een dergelijke erkenning door William. Cassandra had de aantekeningen uitgevlooid op zoek naar opmerkingen die ze misschien over het hoofd had gezien. William had niets gezegd of gedaan dat deed vermoeden dat Nell familie van hem was.
Het was natuurlijk mogelijk dat William zich niet had gerealiseerd dat Mary zwanger was. Cassandra had wel van zulke dingen gehoord en gelezen, in tijdschriftartikelen en op Amerikaanse talkshows, meisjes die hun zwangerschap negen maanden verborgen hadden weten te houden. En het was wel logisch dat Mary dat gedaan zou hebben. Om de uitwisseling glad te laten verlopen, zou Rose op geheimhouding hebben gestaan. Het dorp mocht niet weten dat die baby niet van haar was.
Maar was het nu echt waarschijnlijk dat een meisje zwanger kon worden, zich met haar vriend verlooft, haar baan verliest, de baby weggeeft, haar leven hervat en niemand die er iets van weet? Er was iets wat Cassandra over het hoofd zag, dat kon niet anders.
‘Het is net een Eliza-sprookje, vind je niet?’
Cassandra keek op naar Christian. ‘Wat?’
‘Deze hele toestand: Rose, Eliza, Mary, de baby. Doet het je niet denken aan “Het Gouden Ei”?’
Cassandra schudde haar hoofd. Die naam kwam haar niet bekend voor.
‘Het staat in Magische vertellingen voor jongens en meisjes.’
‘Niet in mijn exemplaar; we hebben zeker een andere uitgave.’
‘Er was maar één druk. Daarom is het zo zeldzaam.’
Cassandra haalde haar schouders op. ‘Nooit gezien.’
Ruby maakte een ongeduldig gebaar. ‘Genoeg, wie kan het wat schelen hoeveel drukken er zijn geweest? Vertel eens over dat verhaal, Christian. Waarom denk je dat het over Mary en haar baby gaat?’
‘“Het Gouden Ei” is eigenlijk een vreemd verhaal. Dat gevoel heb ik altijd gehad. Het is anders dan de andere sprookjes, treuriger en met een zwakkere morele boodschap. Het gaat over een boze koningin die een jong meisje dwingt een gouden toverei op te geven om de zieke prinses van het land te genezen. Het meisje verzet zich eerst omdat ze het ei met haar leven verdedigt. Ik geloof dat ze het als haar geboorterecht beschrijft, maar de koningin weet haar over te halen en uiteindelijk geeft ze toe, omdat ze ervan overtuigd is dat de prinses eeuwig verdriet zal lijden en het koninkrijk zal worden vervloekt zodat het voor altijd winter blijft als ze het niet doet. Er is een personage dat als tussenpersoon optreedt, het dienstmeisje. Zij werkt voor de prinses en de koningin, maar wanneer puntje bij paaltje komt, probeert ze het jonge meisje over te halen geen afstand van het ei te doen. Het is alsof ze beseft dat het ei deel uitmaakt van het meisje, dat het meisje zonder het ei geen doel meer zal hebben, geen reden meer om te leven. Dat is precies wat er gebeurt; ze staat het ei af en haar leven is verwoest.’
‘Denk je dat Eliza dat dienstmeisje was?’ vroeg Cassandra.
‘Het zou wel kloppen, hè?’
Ruby steunde met haar kin op haar vuist. ‘Heb ik het nou goed begrepen dat je bedoelt dat het ei dat kind was, Nell?’
‘Ja.’
‘En dat Eliza het sprookje heeft geschreven om haar schuldgevoel te verzachten?’
Christian schudde zijn hoofd. ‘Geen schuldgevoel. Het verhaal voelt niet schuldig. Het heeft meer van verdriet. Voor zichzelf en voor Mary. En voor Rose in zekere zin. De personages doen allemaal wat ze menen dat goed is; het is alleen zo dat het geen gelukkig einde kan krijgen voor alle betrokkenen.’
Cassandra beet bedachtzaam op haar lip. ‘Denk je echt dat een kindersprookje autobiografisch kan zijn?’
‘Niet precies autobiografisch, niet letterlijk, tenzij ze een paar behoorlijk vreemde ervaringen heeft gehad.’ Hij trok zijn wenkbrauwen op bij de gedachte. ‘Ik denk dat Eliza gewoon stukjes van haar eigen leven heeft verwerkt door ze in fictie te veranderen. Dat doen schrijvers toch?
‘Ik weet het niet. Is dat zo?’
‘Morgen zal ik “Het Gouden Ei” meenemen,’ zei Christian. ‘Dan kun je het zelf beoordelen.’ Het warme oranje schijnsel van de kaarsvlam accentueerde zijn jukbeenderen en liet zijn huid glanzen. Hij glimlachte verlegen. ‘Die sprookjes zijn de enige stem die Eliza nog heeft. Wie weet wat ze ons nog meer probeert te vertellen.’
Toen Christian weer terug was naar het dorp, legden Ruby en Cassandra hun slaapzakken op de schuimrubber matrassen die hij had meegebracht. Ze besloten beneden hun bed op te maken zodat ze nog konden profiteren van de warmte van het fornuis, en schoven de tafel opzij om ruimte te maken. De wind van zee tochtte zachtjes door de kieren onder de deuren. Het huis rook naar vochtige aarde, sterker dan Cassandra overdag had gemerkt.
‘Dit is het moment om elkaar spookverhalen te vertellen,’ fluisterde Ruby, terwijl ze zich moeizaam op haar zij naar Cassandra toe wentelde. Ze grijnsde en de schaduwen flakkerden over haar gezicht door het beweeglijke kaarslicht. ‘Wat leuk! Heb ik je al verteld wat een bofkont je bent met een spookhuis op de rand van een klif aan zee?’