Ze rechtte haar rug, plaatste haar handen op haar onderrug en kwam naast Cassandra staan. Haar gezicht klaarde op toen haar ogen de horizon afspeurden.
‘Mooi, hè?’ zei Cassandra.
Ruby schudde haar hoofd. ‘Het is verbazingwekkend. Dit moeten vogels voelen wanneer ze op hun nest zitten.’ Ze deed een stap naar achteren. ‘Behalve misschien een beetje veiliger, gezien het feit dat zij vleugels hebben als ze vallen.’
‘Vroeger werd het huisje als uitkijkpost gebruikt. In de tijd van de smokkelaars.’
Ruby knikte. ‘Dat wil ik best geloven. Er zou je hierboven weinig ontgaan.’ Ze draaide zich om in de verwachting dat ze het huisje zou zien. Ze fronste. ‘Jammer van die enorme muur. Die moet een flink stuk van het uitzicht belemmeren.’
‘Ja, wel van beneden. Maar hij is er niet altijd geweest; hij is pas in 1909 gebouwd.’
Ruby liep naar het hek. ‘Waarom zou iemand het in hemelsnaam zo in willen bouwen?’
‘Beveiliging.’
‘Tegen wat?’
Cassandra volgde Ruby. ‘Geloof me, dat zou ik ook graag willen weten.’ Ze duwde het ijzeren hek open.
‘Gastvrij.’ Ruby wees naar het bordje tegen indringers. BETREDEN OP EIGEN RISICO. Ze was het de afgelopen weken al zo vaak voorbijgelopen dat ze het niet meer zag. Nu kreeg het bordje, tezamen met de opmerking in Rose’ plakboek, een nieuwe betekenis.
‘Kom op, Cass.’ Ruby stond aan het eind van het tuinpad bij de deur van het huisje met haar voeten te stampen. ‘Ik ben meegelopen zonder een klacht te uiten, maar je verwacht toch niet dat ik de muren beklim om een raam te vinden om door naar binnen te klimmen?’
Cassandra stak glimlachend de koperen sleutel omhoog. ‘Vrees niet. Geen ontberingen meer. Althans vandaag niet meer. We bewaren de verborgen tuin voor morgen.’ Ze stak de sleutel in het slot, draaide hem met een metalige klik naar links en duwde de deur open.
Ruby stapte over de drempel en liep door de gang naar de keuken. Binnen was het inmiddels veel lichter sinds Cassandra en Christian de vensters hadden verlost van klimplanten en het vuil van eeuwen van de ruiten hadden gewassen.
‘Lieve hemel,’ fluisterde Ruby terwijl ze de keuken in zich opnam. ‘Nog helemaal in z’n oorspronkelijke staat.’
‘Zo kun je het ook zien.’
‘Geen mens heeft het nog verpest onder het mom van modernisering. Wat een zeldzame vondst.’ Ze wendde zich met glanzende ogen tot Cassandra. ‘Er hangt toch een heerlijke sfeer? Hij wikkelt zich om je heen, warm zou je zeggen. Ik kan bijna de geesten van het verleden om ons heen voelen.’
Cassandra glimlachte. Ze wist wel dat Ruby het ook zou voelen. ‘Ik ben zo blij dat je kon komen, Ruby.’
‘Ik had het voor geen goud willen missen,’ zei ze, terwijl ze de kamer doorliep. ‘Grey heeft al bijna oordopjes gekocht voor als we elkaar spreken. Zo beu is hij mijn gekakel over jouw huisje in Cornwall. Bovendien moest ik voor mijn werk in Polperro zijn, dus alles had niet beter kunnen uitpakken.’ Ruby leunde tegen de schommelstoel om door het raam aan de voorkant naar buiten te kijken. ‘Is dat een vijver daarbuiten?’
‘Ja, een kleintje maar.’
‘Lief beeldje. Ben benieuwd of hij het koud heeft.’ Ze liet de schommelstoel los zodat hij zacht ging wiebelen. De steunen rolden zacht op de planken vloer. Ruby vervolgde haar inspectie van de kamer en streek licht met haar vingers over de plank boven het fornuis.
‘Wat moest je in Polperro?’ Cassandra ging met gekruiste benen op de keukentafel zitten.
‘Mijn tentoonstelling is vorige week afgelopen en ik moest de tekeningen van Nathaniel Walker naar hun eigenaar terugbrengen. Het ging me erg aan het hart om er afscheid van te moeten nemen, dat kan ik je wel vertellen.’
‘Is er geen kans dat ze ze permanent aan het museum in bruikleen geeft?’
‘Als dat zou kunnen.’ Ruby’s hoofd was in de bakstenen alkoof van het fornuis verdwenen en haar stem klonk gedempt. ‘Misschien kun jij haar wel voor me ompraten.’
‘Ik? Ik ken haar helemaal niet.’
‘Nee, natuurlijk ken je haar nog niet, maar dat komt wel. Ik heb jouw naam laten vallen toen ik er was en alles verteld over je grootmoeder die familie was van de Mountrachets en dat ze hier op Blackhurst was geboren, dat ze is teruggekomen en het huisje heeft gekocht. Clara was een en al oor.’
‘Echt? Wat kan haar dat schelen?’
Ruby richtte zich op en stootte haar hoofd tegen de plank. ‘Au!’ Ze wreef furieus over de zere plek. ‘Altijd dat verrekte hoofd van me.’
‘Gaat het een beetje?’
‘Ja, ja, prima. Hoge pijndrempel.’ Ze stopte met wrijven en knipperde met haar ogen. ‘Clara’s moeder werkte vroeger als dienstmeisje in Blackhurst, weet je nog? Mary, degene die uiteindelijk bloedworst maakte voor haar man, de slager?’