Home>>read De vergeten tuin free online

De vergeten tuin(165)

By:Kate Morton


‘Iemand heeft je thuisgebracht, hè? Dat leek Christian Blakes auto wel.’

‘Bedankt voor de boodschap,’ glimlachte Cassandra.

‘Niet dat ik veel heb gezien,’ riep Samantha toen Cassandra naar boven liep. ‘Ik spioneerde niet, hoor, of zoiets.’

Terug op haar kamer liet Cassandra het bad vol heet water lopen en gooide er wat lavendelbadzout in dat ze voor haar zere rug van Julia had gekregen. Ze pakte de plakboeken en legde ze op een droge handdoek die ze op de vloertegels had uitgespreid. Ze zorgde ervoor dat ze haar linkerhand droog hield om de bladzijden om te slaan en liet zich met een zucht van verrukking in het zachte warme water zakken. Daarna boog ze zich over de rand om het eerste plakboek open te slaan in de hoop dat haar oog op een gemist fragment zou vallen.

Tegen de tijd dat het water lauw was geworden en Cassandra’s voeten er rimpelig uitzagen, had ze nog niets van enig nut gevonden. Niettemin zag ze wel versluierde opmerkingen van Rose over ‘plekken’ waarvoor ze zich geneerde.

Maar ze vond wel iets anders dat de moeite waard was. Het had niets met de ‘plekken’ te maken, maar het was toch opmerkelijk. Het waren niet alleen de woorden die Cassandra troffen, maar vooral ook de toon van het fragment.



Maart 1909. Men is begonnen met de bouw van de muur bij het huisje. Mama had het gevoel dat ze het maar het beste tijdens Eliza’s afwezigheid konden laten doen. Het huisje is te kwetsbaar. Het was allemaal goed en wel om zo aan de elementen blootgesteld te zijn in tijden dat er op infamere wijze gebruik van werd gemaakt, maar er hoeven geen tekens meer naar schepen op zee te worden gegeven. Integendeel zelfs: geen van ons zou zo blootgesteld willen zijn. En je kunt niet voorzichtig genoeg zijn, want waar er veel te winnen valt, is ook altijd veel te verliezen.





37





Blackhurst Manor, Cornwall, 1909



Rose weende hete tranen. Haar wang was warm en haar kussen nat, maar ze bleef huilen. Ze klemde haar ogen dicht tegen het opdringende winterlicht en huilde zoals ze niet meer had gedaan sinds ze een klein meisje was. Wat een verschrikkelijke ochtend! Hoe durfde de zon zomaar op te komen om te genieten van haar misère? Hoe durfden andere mensen gewoon door te gaan alsof God in Zijn hemel was, als Rose voor de zoveelste keer was wakker geworden om vast te stellen dat haar hoop bloedig was vervlogen?

Op de een of andere afgrijselijke manier was het eigenlijk beter om het maar te weten, want de ergste dagen waren natuurlijk die traag voortslepende tussentijdse. Die lange dagen waarin Rose zich veroorloofde te fantaseren, te dromen en te hopen. Hoop. Wat was ze dat woord gaan haten. Het was een geniepig zaadje dat in iemands ziel werd geplant, en het overleefde in het geheim zonder veel zorg, maar dan bloeide het zo spectaculair op dat je niet kon voorkomen dat je het koesterde als het zo fraai had gebloeid. Ook voorkwam hoop dat iemand van zijn ervaring leerde. Want elke maand voelde Rose na een week lang bloeden dat valse monstertje opnieuw de kop opsteken en haar lei van ervaring was weer gewist. Hoe ze zich ook voorhield dat ze het spel deze keer niet meer zou meespelen, dat ze niet meer zou luisteren naar de wrede fluisteringen van de hoop, het gebeurde altijd toch. Want wanhopige mensen klampen zich vast aan de hoop als drenkelingen aan een wrak.

In de loop van het jaar was er één kleine uitzondering geweest op die cyclus van verschrikking. Een maand waarin het bloeden niet was voorgekomen. Dokter Matthews was direct ontboden, die had haar onderzocht en de gezegende woorden gesproken; ze was zwanger. Wat een gelukzaligheid om je liefste wens met zulke rustige woorden in vervulling te zien gaan. Wat telden nog al die teleurstellende voorgaande maanden, en ze voelde het duurzame zelfvertrouwen dat alles zich ongestoord zou voortzetten. Haar buik zou zwellen en er zou een baby worden geboren. Acht dagen had ze het fantastische nieuws gekoesterd en lieve woordjes tegen haar platte buik gefluisterd; ze had anders gewandeld en gepraat en andere dromen gehad. En toen, op dag negen…

Er werd geklopt maar Rose bewoog zich nog steeds niet. Ga weg, dacht ze, en laat me met rust.

De deur kraakte en er kwam iemand binnen die irritant z’n best deed om stil te zijn. Er klonk een geluid, er werd iets op haar nachtkastje gezet en toen hoorde ze een zachte stem bij haar oor zeggen: ‘Ik heb uw ontbijt gebracht, mevrouw Walker.’

Het was Mary weer. Alsof het niet genoeg was dat die de lakens met hun donkere, verwijtende vlekken had gezien.

‘U moet goede moed houden, mevrouw Walker.’

Mevrouw Walker. De woorden maakten dat zich een hand om haar maag sloot. Wat had ze ernaar verlangd mevrouw Walker te heten. Nadat ze Nathaniel in New York had leren kennen, was ze met een bonkend hart op het ene bal na het andere verschenen en had ze net zo lang met ingehouden adem rondgekeken tot ze hem zag, hun blikken elkaar kruisten en hij glimlachte, alleen voor haar.