Home>>read De vergeten tuin free online

De vergeten tuin(158)

By:Kate Morton


‘Wat jammer,’ zei mevrouw Hodgson Burnett. ‘Misschien werp ik gewoon even een blik door het hek.’

Daar kon Adeline weinig tegen inbrengen. Ze neeg haar hoofd zo gracieus mogelijk, maar vloekte binnensmonds.

Adeline stond op het punt een hartig woordje met Nathaniel en Rose te wisselen, toen ze vanuit haar ooghoeken een glimp opving van wapperende witte stof die uit de poort van de doolhof kwam hollen. Ze draaide zich om en zag Eliza net het hek voor de neus van mevrouw Hodgson Burnett opendoen.

Adelines hart bonkte in haar keel en ze wist nog net een kreet te bedwingen. Van alle dagen nu juist deze, en dan nog wel op dit moment. Dat meisje, altijd maar hollen, betreurenswaardig uitgedost en bepaald niet welkom. Met haar grove, blakende gezondheid, rode wangen, verwarde haardos, smakeloze hoed en, constateerde Adeline vol afgrijzen, blote handen. Een gelukje bij een ongeluk was dat ze tenminste schoenen aan haar voeten had.

Adelines mond verstrakte als die van een marionet; ze keek om zich heen om de schade op te nemen. Op mevrouw Hodgson Burnett was al een bediende toegeschoten die haar naar een nabije stoel hielp. Verder leek het allemaal rustig, de dag was nog niet verloren. Sterker nog, alleen Linus, die onder de esdoorn zat en geen acht sloeg op het gepraat van lord Appleby, had de nieuwe gast opgemerkt en hief zijn vierkante fotografische geval naar Eliza toe. Die keek in Rose’ richting en haar gezicht was een studie in consternatie. Ze keek er ongetwijfeld van op dat ze haar nicht al zo gauw terugzag van het continent.

Adeline draaide zich vlug om, vastbesloten om haar dochter ongemak te besparen. Maar Rose en Nathaniel hadden de indringer niet gezien; die hadden het te druk met elkaar. Nathaniel zat op het puntje van zijn stoel zodat zijn knieën bijna die van Rose raakten (of was er toch iets van licht contact? Adeline kon het niet zien). Hij had een twijgje met een aardbei tussen duim en wijsvinger en draaide ermee rond, bracht het dicht bij Rose’ lippen en trok het weer weg. Telkens moest Rose lachen; ze had haar kin zo geheven dat vlekjes zonlicht over haar hals dansten.

Adeline liep rood aan en bracht haar waaier naar haar gezicht om dat niet te hoeven zien. Wat een ongepaste vertoning! Wat moesten de mensen er wel van denken? Adeline kon zich de roddels al voorstellen, en Caroline Aspley, die direct de pen ter hand zou nemen als ze weer thuis was.

Adeline wist dat het haar taak was om zulk lichtzinnig gedrag bij te sturen, en toch… Ze liet haar waaier weer zakken en keek met knipperende ogen over de rand. Hoe ze haar best ook deed, wegkijken kon ze niet. Wat een rijpheid! Het frisse beeld was magnetisch. Al wist ze dat Eliza achter haar voor ophef zorgde, ook al gedroeg haar man zich zonder veel oog voor fatsoen, het was net alsof de wereld was vertraagd en Adeline in haar eentje in het middelpunt stond en zich alleen van haar eigen hartenklop bewust was. Haar huid tintelde, haar benen werden onverwacht van rubber en haar ademhaling werd oppervlakkig. De gedachte had zich opgedrongen voordat ze de kans kreeg haar terug te dringen: hoe zou het zijn om zo te worden bemind?



De geur van kwikdamp vulde zijn neusvleugels en Linus snoof hem diep op. Hij hield hem binnen, voelde zijn geest verruimen, zijn trommelvliezen branden en ademde uiteindelijk weer uit. Alleen in zijn donkere kamer was Linus een meter tachtig groot en waren beide benen even recht en sterk. Met zijn zilveren tang bewoog hij het gevoelige papier heen en weer en hij keek ingespannen toe hoe het beeld begon te materialiseren.

Ze zou nooit voor hem poseren. In het begin had hij gesmeekt, daarna bevolen en vervolgens had hij in de loop der tijd haar spelletje doorgekregen. Ze genoot van de jacht en Linus had een andere tactiek moeten bedenken.

En dat had hij gedaan. Hij had Mansell naar Londen gestuurd om een Kodak Eastman Brownie aan te schaffen, een lelijk amateurgeval dat kwalitatief in de schaduw stond van zijn camera obscura, maar hij was wel licht en draagbaar, en daar ging het om. Zolang Eliza hem bleef plagen, besefte Linus dat dit de enige manier was om haar te betrappen.

Haar verhuizing was een sterke zet die Linus bewonderde. Hij had haar de tuin geschonken opdat ze er net zo van zou gaan houden als haar moeder – niets had de ogen van zijn baigneur zo doen stralen als die ommuurde tuin – maar deze recente migratie had Linus niet voorzien. Dag in dag uit had Linus bij de poort van de doolhof gewacht, maar ze bleef hem kwellen met haar afwezigheid.

En om het nog ingewikkelder te maken, merkte Linus nu dat hij een tegenstander had. Drie ochtenden geleden was hij tijdens zijn wake geconfronteerd met een hoogst onaangename aanblik. Wie had hij uit de doolhof zien komen terwijl hij op zijn geliefde nichtje wachtte? De schilder, zijn nieuwe schoonzoon. Linus was geschokt, want wat bezielde de man om zomaar dat hek door te gaan en brutaalweg het pad te bewandelen waar Linus zelf nooit dorst te komen? De vragen tuimelden over elkaar heen. Had hij haar gezien? Had hij haar gesproken? Had hij haar in de ogen gekeken? Het was ondenkbaar dat de schilder zijn lieve nichtje besnuffelde.