Kon Eliza zo’n lange reis in haar eentje ondernemen? Om verhalen te verzamelen, zoals ze ooit had gedroomd? Het tijdschrift betaalde niet veel voor haar sprookjes, maar als ze bleef schrijven en een jaar zou sparen, misschien zou ze die reis dan kunnen betalen. En dan had je de broche natuurlijk ook nog. Eliza was mama’s broche nooit vergeten, verstopt in de schoorsteen bij mevrouw Swindell. Ze wist dat ze die ooit zou gaan ophalen…
Eliza bleef elke nacht in het huisje slapen. Ze kocht haar eigen eten op de markt in het dorp, haar jonge vriend William, de visser, zorgde ervoor dat ze werd voorzien van voldoende verse wijting en Mary kwam ’s middags op weg van haar werk op Blackhurst naar huis meestal even langs, altijd met een pot soep van de kok, een koud schouderstuk van het vlees van de lunch en nieuws van het huis.
Afgezien van zulke bezoeken was Eliza voor het eerst van haar leven waarachtig alleen. In het begin werd ze uit haar slaap gehouden door onbekende nachtelijke geluiden, maar naarmate de tijd verstreek, leerde ze ze kennen: dieren met zachte pootjes op het dak, het tikken van het fornuis wanneer het op temperatuur kwam, vloerdelen die krakend huiverden wanneer het ’s nachts kouder werd. Ook kleefden er onverwachte voordelen aan haar solitaire bestaan: als ze alleen was in haar huisje, werden de personages van haar sprookjes stoutmoediger. Ze vond elfjes die in spinrag speelden, insecten op de vensterbank die bezweringen naar elkaar fluisterden en vuurduiveltjes die sisten en spogen in het fornuis. Soms zat Eliza ’s middags in haar schommelstoel naar ze te luisteren. En wanneer iedereen ’s avonds laat was gaan slapen, spon ze van hun wederwaardigheden haar eigen verhalen.
Op een ochtend in de vierde week ging Eliza met haar schrift naar haar favoriete plekje in de tuin, een plek zacht gras onder de appelboom. Ze was in de greep van een idee voor een sprookje en begon het op te schrijven: een dappere prinses die haar geboorterecht loslaat en met haar kamermeisje een lange reis onderneemt, een riskante reis naar een woest en boosaardig land waar overal gevaar loert. Eliza wilde net haar heldin een spelonk vol spinnenwebben van een wel heel boosaardige trol in sturen, toen er een vogel op een tak boven Eliza kwam zitten en begon te fluiten.
‘Is dat zo?’ vroeg Eliza, die haar pen neerlegde.
De vogel zette het weer op een zingen.
‘Ik ben het met je eens, ik heb ook wel trek.’ Ze stak haar hand omhoog om een appel van een laaghangende tak te plukken en nam een hap. ‘Hij is echt heerlijk,’ zei ze toen de vogel wegvloog. ‘Je mag er best zelf een proberen.’
‘Daar hou ik je misschien wel aan.’
Eliza hield halverwege een hap op met kauwen en bleef doodstil zitten kijken naar de plek waar de vogel had gezeten.
‘Ik had er zelf een moeten meenemen, alleen had ik niet gedacht dat ik hier zo lang zou zitten.’
Ze speurde de tuin af en knipperde met haar ogen toen ze een man op het smeedijzeren tuinbankje zag zitten. Het was zo ongerijmd dat het even duurde voordat ze hem herkende, al had ze hem al eerder ontmoet. Dat zwarte haar, die bruine ogen en vlotte glimlach… Eliza’s adem stokte. Het was Nathaniel Walker, die met Rose was getrouwd. Hij zat in háár tuin.
‘Ik kan wel zien dat je van je appel geniet,’ zei hij. ‘Als ik zo naar jou kijk, is dat bijna net zo bevredigend als zelf een appel eten.’
‘Ik hou er niet van om bekeken te worden.’
Hij glimlachte. ‘Dan zal ik mijn ogen afwenden.’
‘Wat doe je hier?’
Nathaniel hield een nieuw ogend boek omhoog. ‘De kleine Lord Fauntleroy. Ken je het?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Ik ook niet, ondanks het feit dat ik het al uren probeer. En ik geef jou daarvan gedeeltelijk de schuld, nicht Eliza. Je tuin leidt me te veel af. Ik zit hier al de hele ochtend en ik ben nog niet verder dan het eerste hoofdstuk.’
‘Ik dacht dat jullie in Italië waren.’
‘Dat klopt. We zijn een week eerder teruggekomen.’
Er viel direct een kille schaduw over Eliza’s huid. ‘Is Rose thuis?’
‘Natuurlijk.’ Hij glimlachte openhartig. ‘Ik hoop dat je niet denkt dat ik mijn vrouw aan de Italianen kwijt ben geraakt!’
‘Maar wanneer is ze dan…’ Eliza veegde een paar losse lokken van haar voorhoofd en probeerde het tot zich te laten doordringen. ‘Wanneer zijn jullie teruggekomen?’
‘Maandagmiddag. Na een flink ruwe zeereis.’
Drie dagen, ze waren al drie dagen thuis en Rose had nog niets van zich laten horen. Eliza voelde een hand om haar maag. ‘Rose. Gaat het goed met Rose?’
‘Het kon niet beter. Het Middellandse Zeeklimaat doet haar goed. We zouden nog een volle week zijn gebleven, maar ze wilde bij het tuinfeest betrokken worden.’ Hij trok zijn wenkbrauwen dramatisch op. ‘Als je Rose en haar moeder erover hoort, vrees ik dat het heel spectaculair gaat worden.’