Opeens daagde het dat dit geen toeval was.
‘Robyn zal zo wel komen.’ Hij keek niet naar de deur. ‘We nemen alvast een hapje.’
‘Hebt u die boot naar haar genoemd?’
Williams lippen weken van elkaar en gingen weer dicht. Hij slaakte de zucht van een jongeman.
‘Je was verliefd op haar.’
Hij liet zijn schouders hangen. ‘Tuurlijk,’ zei hij eenvoudig. ‘Net als alle andere jongens die haar ooit hebben gezien. Ik zei toch, ze was uniek. De regels waaraan andere mensen gehoorzamen konden haar niks schelen. Zij volgde haar gevoel, en ze voelde een hoop.’
‘En heeft ze… Zijn jullie ooit…’
‘Ik was met iemand anders verloofd.’ Zijn blik gleed naar een foto aan de muur van een jong paar in trouwkleding. Zij zat en hij stond achter haar. ‘Cecily en ik, wij hadden toen al een paar jaar vaste verkering. Dat gaat nu eenmaal zo in een dorp als dit. Je groeit op met een buurmeisje; zo ben je nog klein en laat je stenen van het klif rollen, maar als je even niet kijkt, ben je drie jaar getrouwd en zelf bezig vader te worden.’ Hij zuchtte zo dat zijn schouders slap gingen hangen en zijn geruite trui te groot leek. ‘Toen ik Eliza leerde kennen, leek dat wel een aardverschuiving. Beter kan ik het niet beschrijven. Het was alsof ik werd betoverd. Ik kon alleen nog maar aan haar denken.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik was dol op Cecily, ik hield echt van haar, maar ik zou zo bij haar zijn weggegaan.’ Hij keek Nell heel even aan. ‘Daar ben ik niet trots op, het klinkt akelig ontrouw. Dat was het ook, dat was het ook.’ Hij keek Nell weer aan. ‘Maar je kunt een jongen niet zijn eerlijke gevoelens kwalijk nemen, hè?’
Hij speurde haar gezicht af en Nell voelde hoe iets in haar het begaf. Ze begreep het direct: ze had zelf lang naar vergeving gezocht. ‘Nee,’ zei ze. ‘Nee, dat kun je niet.’
Hij slaakte een zucht en sprak zo zacht dat Nell hem haar oor moest toedraaien om hem te verstaan. ‘Soms wil je lichaam iets wat je gedachten niet kunnen verklaren, wat je niet eens met je geweten overeen kunt komen. Al mijn dwaze gedachten gingen over Eliza, ik kon er niets aan doen. Het was net een… net een…’
‘Verslaving?’
‘Precies. Ik dacht dat ik alleen maar met haar gelukkig kon worden.’
‘Voelde zij dat ook?’
Hij trok zijn wenkbrauwen op en glimlachte melancholiek. ‘Weet je, een poosje dacht ik van wel. Ze had iets over zich, iets intens. Ze had de gewoonte jou het gevoel te geven dat ze nergens liever wilde zijn dan bij jou.’ Hij lachte een beetje onvriendelijk. ‘Maar daar was ik gauw genoeg achter.’
‘Wat is er dan gebeurd?’
Hij klemde zijn lippen opeen en heel even kreeg Nell het beklemde gevoel dat het verhaaltje uit was. Ze slaakte een zucht van verlichting toen hij vervolgde: ‘Het was op een winteravond. Dat moet ergens in 1908 of 1909 zijn geweest. Ik had een geweldige dag achter de rug, een enorme vangst binnengebracht en die was ik met een paar andere jongens gaan vieren. Door de drank was ik een beetje overmoedig en onderweg naar huis sloeg ik zomaar het pad omhoog langs het klif in. Dat was mallotig van me; in die tijd was het maar een smal pad, er was nog geen weg van gemaakt en het was nauwelijks geschikt voor een klipgeit, maar dat kon me niets schelen. Ik had me in het hoofd gehaald dat ik haar een aanzoek ging doen.’ Zijn stem trilde. ‘Maar toen ik bij het huisje kwam, wierp ik een blik door het raam…’
Nell boog zich naar voren.
Hij leunde naar achteren. ‘Nou, je kent dat wel.’
‘Had ze een andere man op bezoek?’
‘Niet zomaar een andere man.’ Zijn lippen trilden een beetje. ‘Iemand die familie van haar was.’ William krabde langs de rand van zijn oog en keek op zijn vinger naar een ingebeelde boosdoener. ‘Ze waren aan het…’ Hij wierp een blik op Nell. ‘Nou ja, de rest kun je zelf wel bedenken.’
Nell zette grote ogen op. Ze speurde haar geheugen af naar geschikte kandidaten. Je had oom Linus, maar dat sloeg toch nergens op? Niets van wat ze tot nu toe had gehoord gaf Nell het gevoel dat die iets anders was dan een weldoener die zijn nicht had behoed voor een leven als wees en als straatkind in Londen. En er waren geen neven…
Buiten klonk geluid en er kwam een koude vlaag tocht naar binnen. Vanuit de vestibule klonk Robyns stem. ‘Het is koud geworden, buiten.’ Ze kwam de huiskamer in. ‘Sorry dat ik zo laat ben.’ Ze keek hoopvol van de een naar de ander en streek met een hand over haar kapsel, dat vochtig was geworden van de mist. ‘Alles goed, hier?’
‘Het kon niet beter, meisje,’ zei William met een snelle blik op Nell.