Eliza stapte over de drempel de donkere, droge baarmoeder in.
Linus zat onder een zwarte paraplu te wachten. De hele dag had hij nog geen glimp van Eliza opgevangen, en hij was op van de zenuwen. Hij wist dat ze terug zou komen. Volgens Davies zou ze naar de tuin gaan, en er was maar één weg terug. Linus liet zijn ogen dichtzakken en zijn gedachten terugreizen in de tijd naar een periode waarin Georgiana dagelijks naar de tuin ging. Ze had hem keer op keer gevraagd mee te gaan, om te zien wat ze allemaal had geplant, maar Linus had dat altijd geweigerd. Hij had wel op haar gewacht, hij had elke dag gewaakt tot zijn baigneur tussen de hagen vandaan zou komen. Soms moest hij denken aan die keer, zo veel jaar geleden, dat de doolhof hem gevangen had gehouden. Wat was dat toch een buitengewoon gevoel geweest, die merkwaardige mengeling van oude schaamte en de vreugde over het feit dat zijn zus weer tevoorschijn kwam.
Hij deed zijn ogen open en haalde heel diep adem. Eerst dacht hij dat hij ten prooi was aan een verlangend droombeeld, maar nee, het was Eliza. Ze kwam in gedachten verzonken zijn kant op en had hem nog niet gezien. Zijn droge lippen bewogen zich om de woorden die hij wilde spreken. ‘Kind,’ riep hij.
Ze keek verrast op. ‘Oom,’ zei ze met een trage glimlach. Ze hield haar armen opzij. In één hand had ze een bruin pakje. ‘Wat kwam die regen plotseling!’
Haar rok was nat, de zoom plakte doorzichtig aan haar enkels. Linus kon zijn hoofd niet afwenden. ‘Ik… Ik was bang dat je door het weer was overvallen.’
‘Bijna wel. Maar ik heb geschuild in het huisje, dat kleine huisje aan de andere kant van de doolhof.’
Nat haar, natte zoom, natte enkels. Linus slikte, stak zijn wandelstok in de vochtige aarde en duwde zichzelf overeind.
‘Wordt het huisje door iemand gebruikt, oom?’ Eliza kwam dichterbij. ‘Ik had de indruk van niet.’
Haar geur… regen, zilt en aarde. Hij leunde zwaar op zijn stok en viel bijna. Ze hield zijn arm vast om hem in evenwicht te houden. ‘De tuin, meisje, vertel eens over de tuin.’
‘O, oom, alles groeit geweldig! U moet een keer meekomen om tussen de bloemen te zitten. Dan kunt u zelf zien wat ik allemaal heb geplant.’
Haar handen op zijn arm voelden warm, ze hield hem stevig vast. Hij zou er de rest van zijn leven voor overhebben om de tijd te stoppen en eeuwig in dit moment te kunnen blijven, hij en zijn Georgiana…
‘Lord Mountrachet!’ Thomas kwam naar buiten en liep haastig op hem af. ‘Meneer had moeten zeggen dat hij hulp behoefde.’
En vervolgens hield Eliza hem niet meer vast; Thomas had haar plaats ingenomen en Linus had het nakijken toen ze naar boven liep en de hal in ging, even bleef staan bij het tafeltje om de post van die ochtend te pakken en vervolgens door zijn huis werd opgeslokt.
Mejuffrouw Rose Mountrachet
Aan boord van de Lusitania, Cunard Line
Mejuffrouw Eliza Mountrachet
Blackhurst Manor
Cornwall, Engeland
14 november 1907
Mijn liefste Eliza,
Wat een tijd! Er is zo veel gebeurd sinds wij elkaar voor het laatst zagen. In de eerste plaats moet ik me verontschuldigen omdat ik de afgelopen week niet heb geschreven. Onze laatste maand in New York is zo’n wervelwind van gebeurtenissen geweest en toen ik na ons vertrek uit die grote Amerikaanse haven voor het eerst ging zitten om je te schrijven, werden we door zulk noodweer overvallen dat ik me bijna in Cornwall terugwaande. Die donder en o, die storm! Ik lag twee volle dagen op bed en die arme mama zag er heel groen uit. Ze moest dikwijls worden verzorgd, wat een ommekeer: mama misselijk en onze Ziekelijke Rose haar verpleegster!
Toen de storm eindelijk ging liggen, bleef het nog vele dagen misten en hing de nevel als een kolossaal zeemonster om het schip. Daardoor moest ik aan jou denken, Eliza, en aan de verhalen die je vroeger verzon toen we nog klein waren, over zeemeerminnen en schepen die op zee verdwaalden.
Nu is de lucht weer opgeklaard en komen we steeds dichter bij Engeland…
Maar wacht. Waarom schrijf ik je het weerbericht als ik zo veel andere dingen te vertellen heb? Ik weet wel waarom, ik draai eromheen, om mijn werkelijke bedoeling, ik aarzel om stem te geven aan mijn echte nieuws, want o, waar moet ik beginnen!?
Je zult je van mijn laatste brief herinneren, lieve Eliza, dat mama en ik kennis hebben gemaakt met bepaalde belangrijke mensen? Een van hen, lady Dudmore, bleek zelfs een heel belangrijk persoon; belangrijker nog is het feit dat ze mij wel aardig leek te vinden, want mama en ik kregen talrijke aanbevelingsbrieven en werden aldus geïntroduceerd in de kringen van het neusje van de zalm van de New Yorkse beau monde. Wat waren we een stel schitterende vlinders, fladderend van het ene feest naar het andere…