Home>>read De vergeten tuin free online

De vergeten tuin(128)

By:Kate Morton


Toen de houthakkerszoon de gevangen vogel zag, liep zijn hart over van mededogen, want hij hield er niet van om een vogel of ander dier gevangen te zien. Hij had geen oog voor de gouden kooi, maar alleen voor de vogel die erin zat. Hij stak zijn hand uit naar het kooideurtje en toen hij dat aanraakte, sprong het open en was de vogel bevrijd.

Op dat ogenblik werd de vogel getransformeerd tot een beeldschone jonge vrouw met lang haar dat om haar heen wervelde, en een kroon van zilveren sterren op haar hoofd. Vogels kwamen uit verre bomen aangevlogen en lieten gouden dukaten over haar heen regenen uit hun snavel, zodat ze in goud werd gehuld. De dieren keerden terug naar het koninkrijk, en gewassen en bloemen begonnen direct aan de kale aarde te ontspruiten.

Toen de zon de volgende morgen boven zee opkwam, klonk er een donderend geluid en voor de poort van het kasteel verschenen zes witte paarden voor een gouden koets. De Elfenkoningin stapte uit en al haar onderdanen bogen diep. Achter haar stond de fee uit de grot aan zee. Ze had wel degelijk aangetoond dat ze goed was door haar echte koningin te gehoorzamen en ervoor te zorgen dat prinses Rosalind klaar was toen haar bestemming haar kwam halen.

Onder het toeziend oog van de Elfenkoningin traden prinses Rosalind en de houthakkerszoon in het huwelijk, en de vreugde van het jonge paar was zo groot, dat de magie weer terugkeerde in het land, en alle mensen van Elfenland leefden voortaan vrij en gelukkig.

Behalve natuurlijk de koningin, die nergens te vinden was. Op haar plek zat een enorme, lelijke vogel met zo’n afschuwelijk stemgeluid dat het bloed van iedereen die het hoorde stolde. Hij werd het land uit gejaagd en vloog naar een ver woud, waar hij werd gedood en opgegeten door de koning, die gek van wanhoop was geworden door zijn boosaardige en vruchteloze jacht op de Elfenkoningin.





30





Cliff Cottage, Cornwall, 2005



Cassandra liep het tuinhekje door en werd opnieuw getroffen door de merkwaardige, drukkende stilte om het huisje. Er was ook nog iets anders, iets wat ze voelde maar waarop ze niet de vinger kon leggen. Een merkwaardig gevoel, alsof er werd samengezworen. Alsof ze door de tuin te betreden instemde met een overeenkomst waarvan ze de regels niet kende.

Het was vroeger op de dag dan de vorige keer en er bewogen vlekjes zonlicht in de tuin. De hovenier zou pas over een kwartier komen, dus stak Cassandra de sleutel weer in haar zak en besloot ze op verkenning te gaan.

Een smal pad van natuursteen dat bijna schuilging onder het mos slingerde langs de voorzijde en verdween om de hoek. Het struikgewas naast het huis was dicht en ze moest het van de muur wegtrekken voordat ze kon doorlopen.

De tuin had iets wat haar aan Nells achtertuin in Brisbane deed denken. Niet zozeer de planten als wel de stemming. Zo lang als Cassandra het zich kon heugen, was Nells tuin een chaotische verzameling tuinplanten, kruiden en veelkleurige eenjarigen geweest. Betonnen paadjes slingerden zich door de struiken. Die tuin was zo anders dan die van andere huizen in de buitenwijk met hun lappen dor gras en hier en daar een dorstige rozenstruik in een witgekalkte autoband.

Cassandra was aan de achterkant van het huis en bleef staan. Het pad was overwoekerd met een dichte woekering van stekelige braamstruiken die minstens drie meter hoog was. Ze kwam wat dichterbij en probeerde halsreikend de top te zien. De vorm was gelijkmatig en lineair, bijna alsof het struikgewas zelf een muur had gevormd.

Ze liep langs de haag en ging met haar vingers licht langs de grillige klimop. Ze vorderde maar langzaam, want de begroeiing reikte tot haar knieën en dreigde haar bij elke stap te laten struikelen. Halverwege zag ze een opening in de braamstruiken. Het was maar een kleine opening, maar voldoende om te zien dat er geen licht doorheen viel, dat er iets stevigs achter stond. Voorzichtig, om zich niet aan de doornen te bezeren, stak Cassandra haar hand erin en boog ze zich naar voren tot de haag haar arm tot haar schouder verzwolg. Haar vingers voelden iets hards en kouds.

Een muur, een muur van natuursteen, overdekt met een laag mos, te oordelen naar de vochtige, groene vlekken op haar vingertoppen. Cassandra veegde haar hand af aan haar spijkerbroek, haalde de eigendomspapieren uit haar achterzak en bladerde naar de kaart van het terrein. Het huisje zelf stond duidelijk aangegeven als een vierkantje voor op het perceel. Maar volgens de plattegrond liep de achterste grens van het terrein een heel stuk voorbij de achterzijde van het huis. Cassandra vouwde de kaart weer op en stopte hem weg. Als hij klopte, maakte die muur deel uit van Nells onroerend goed en was het niet de grens. Hij hoorde bij Cliff Cottage, wat zich aan de andere kant bevond incluis.

Cassandra vervolgde haar hindernisparcours langs de muur in de hoop een poort of deur te vinden, of iets waardoor ze achter de muur kon komen. De zon klom hoger aan de hemel en het gezang van de vogels was minder uitbundig geworden. De lucht was zwanger van de zoete, bedwelmende geur van een stokroos. Hoewel het najaar was, kreeg Cassandra het warm. En dan te bedenken dat ze zich Engeland ooit had voorgesteld als een koud land waar de zon een vreemde was. Ze bleef staan om het zweet van haar voorhoofd te wissen en stootte haar hoofd tegen iets wat laag hing.