Op een stapel houten kratten stond nog een foto, de grootste tot nu toe. Het was een afbeelding in zwart-wit van Rogiers broer. Onder de foto stond: Ferry Kuiper 23/06/1989-16/04/ 2009.
God, wat sneu, dacht Elin. Rogiers broer was overleden. En om de een of andere reden heeft-ie ook nog ruzie met zijn ouders. Nu woont hij hier alleen. Nou ja, met Fred, maar die maakt het ook niet lang meer. Elin zuchtte en liep haar arm zakken. Het schijnsel van de aansteker viel op de kratten onder de foto. Het waren er negen, maar wat een vreemd formaat. Ze boog zich voorover en zag dat er aan elk krat een stukje papier was vastgemaakt. Er stond iets op. Ze zakte op haar knieën en hield het vlammetje bijna tegen een krat aan. Flerck 2009, las ze. En op dat daarnaast stond Fritz 2009-2010. Pas bij de derde krat begon haar iets te dagen: Fizzy 2009-2010. Ze sprong overeind en sloeg haar hand voor haar mond om niet te gillen. Dit waren geen kratten, dit waren kisten! Lijkkisten om precies te zijn, voor de leguanen die Fred waren voorgegaan. Zou Rogier die dode beesten echt hier bewaren? Dat kon toch niet?
Ze stapte weer wat dichterbij om te zien hoe de kisten waren dichtgemaakt en zag dat een van de deksels schuin lag. Tussen het deksel en de zijwand zat een kleine opening. Voorzichtig ging ze op haar tenen staan om in de kist te kijken, het vlammetje naast haar gezicht. Door de kier zag ze op de bodem een laagje witte watten liggen. Verder was de kist leeg. Ze hield de vlam voor het papiertje dat op de voorkant was geplakt en las: Fred 2012. Het dier was nog niet dood, maar zijn kist stond al klaar. Wat luguber! Ze merkte dat ze kippenvel kreeg en schrok zich een ongeluk toen ze Rogier in de woonkamer hoorde hoesten. Snel legde ze de aansteker terug op het tafeltje, maar het ding gleed door, viel over de rand en landde met een harde tik op de houten vloer. O nee! Een paar tellen bleef ze doodstil staan, maar uit de woonkamer kwam geen geluid. Dan zal Rogier vast niets gehoord hebben. Op haar tenen sloop ze naar de deur en opende die.
Het gezicht van Rogier, vlak achter de deur, was spierwit en stond op onweer. Hij zei niets, maar greep haar bij haar haren. ‘Nee Rogier, sorry, ik was te nieuwsgierig, maar ik heb niets gedaan!’ piepte Elin terwijl ze Rogiers hand van haar haren probeerde te trekken. Hij liet los en deed een pas achteruit, maar zei nog steeds niets. Hij blokkeerde de enige uitweg uit de donkere kamer. En ineens prikkelde de scherpe geur van kruidnagelthee de binnenkant van haar neus. Ze was weer terug in de donkere provisiekast en Daniël stond op het punt haar urenlang op te sluiten. Dat liet ze niet weer gebeuren, ze schreeuwde en stortte zich met haar volle gewicht op Rogier die zijn evenwicht verloor en viel. Elin viel ook, maar het lukt haar snel op te staan en door de openstaande deur naar de hal te rennen. Ze greep de klink van de voordeur en drukte hem naar beneden. Tot haar afgrijzen was de deur op slot. De paniek die ze voelde bereikte een hoogtepunt. Ze gilde en sloeg woest om zich heen. Totdat ze vanuit de verte een stem hoorde die haar naam riep.
‘Elin, rustig nou, ik doe niks. Elin, Elin!’
Ze opende haar ogen en zag dat niet Daniël, maar Rogier een paar meter van haar af stond. Met grote ogen van schrik staarde hij haar aan. ‘Ik doe niks, Elin, sorry dat ik je vastpakte, maar ik dacht heel even dat je mijn dieren mee wilde nemen en dat vond ik echt heel erg. Je hoeft niet zo bang te zijn, ik zou jou toch nooit iets doen?’
Elin stond nog steeds met haar rug tegen de voordeur en voelde haar handen trillen. Heel langzaam bedaarde ze wat. Het is Rogier, zei ze tegen zichzelf. Rogier sluit me niet op. Hij houdt er alleen een bizarre hobby op na. Ze haalde diep adem en voelde de spanning uit haar lijf vloeien. ‘Oké,’ zei ze voorzichtig, ‘maar dan moet je wel uitleggen wat die lijkkisten daar doen. Daar zitten toch niet echt al die dode leguanen in, hè? En hoe zijn die beesten eigenlijk gestorven, Rogier? Zeg alsjeblieft dat jij daar niks mee te maken had.’
Rogier zweeg, ze zag dat hij nadacht. Toen wenkte hij haar de woonkamer in, maar daar voelde ze niets voor. ‘Nee, zeg het hier maar. En ik zou het ook fijn vinden als je de voordeur van het slot haalt.’
Hij knikte en verdween om na een paar tellen terug te komen met de sleutel. Hij draaide de voordeur open, stak de sleutel in zijn zak en ging in de hal op de grond zitten. Elin volgde zijn voorbeeld. Na een paar stille minuten stak Rogier van wal.
‘Mijn broer Ferry is ermee begonnen. Hij had vier kleintjes, twee koppels in twee glazen bakken. Onze moeder vond het eigenlijk niets, ze vond leguanen eng. Maar van papa mocht het en dus kwamen ze in huis. Nu weet ik dat we ons niet voldoende hadden voorbereid. Leguanen vragen een hoop verzorging en je kunt ze ook niet zomaar bij elkaar in een bak zetten. De eerste twee, Fik en Fonkel, vochten elkaar de keet uit. Ze zijn al heel snel overleden aan de bijtwonden die ze elkaar toebrachten. Het andere paartje kon wel goed met elkaar overweg, maar ik vrees dat dat van de stress is doodgegaan. Jonge leguanen kunnen er helemaal niet tegen als je ze steeds uit hun huis haalt en continu aanraakt. Je kunt ze tam maken, maar dat kost veel tijd en dat hadden we toen helemaal niet in de gaten. Die eerste vier zijn we dus redelijk snel kwijtgeraakt. Ferry was er kapot van en wilde er weer een, geen koppel meer, maar gewoon één. Van onze moeder moest-ie zich veel beter voorbereiden. Dat deden we samen. Ik denk dat we alle boeken over leguanen die in de bieb stonden hebben gelezen. Maar de dag voordat we een nieuwe leguaan mochten kopen, ging Ferry dood. Aangereden door een vrachtwagen. De chauffeur zegt dat de scooter van Ferry in zijn dode hoek zat en dat-ie ’m nooit heeft gezien. Hij was op slag dood, we denken dat-ie geen pijn heeft gehad.’