‘Je kent me dus nog.’
‘Natuurlijk, wat dacht jij dan? Ik ben niet dement. Ik herkende je meteen de eerste repetitie al, maar had geen zin dat te laten blijken. Waarom zou ik ook? Ik heb jou niets te vertellen.’
Elin schudde langzaam haar hoofd. Hoe miserabel ze zich ook voelde, een vraag die ze al die jaren niet had durven stellen, drong zich opnieuw op, sterker dan ooit, en moest gesteld worden.
‘Waarom? Waarom heb jij zo’n hekel aan mij?’
‘Waarom? Zal ik dat eens zeggen? Omdat je een slachtoffer bent. Omdat je geen pit hebt, geen peper in je reet. Je bent een slappe hap en daar hou ik niet van.’ Ze grinnikte. ‘Weet je, het was zo makkelijk om jou te pesten. Je liet het gewoon gebeuren, je reageerde amper, je verdedigde jezelf nooit! Daarom ging ik ermee door. Toen ik je hier zag ging ik ervan uit dat je inmiddels veranderd was. Maar nee hoor, nog steeds hetzelfde slachtoffer als vroeger. Bah!’ Ze liep naar de deur en pakte de klink. ‘Weet je wat jij moet doen? Zo’n cursus Assertiviteit, heb je misschien nog wat aan.’ En weg was ze.
31
Hoe ze thuis was gekomen, kon ze zich later niet meer herinneren. Of ze nog iets tegen de anderen had gezegd, hoe ze naar huis was gefietst en de trap op geklommen, het was verdwenen in de kolkende massa van gedachten. Pas toen ze in haar eigen keuken stond, kwam ze een beetje bij zinnen. Ze zag dat ze haar jas nog aanhad, trok die uit en hing hem aan de kapstok. Ze pakte een briefje en een pen uit het laatje in de eettafel en schreef erop dat ze met hoofdpijn in bed lag en niet gestoord wilde worden. Met plakband bevestigde ze het aan de buitenkant van haar slaapkamerdeur. Toen liep ze naar de keuken, haalde een fles rode wijn uit het rek en een glas uit een keukenkastje. Daarmee sloot ze zich op in haar slaapkamer, waar ze op de rand van haar bed het glas vol schonk en in één keer leegdronk. Ze kokhalsde, schonk het glas nog eens vol en liet zich toen achterover op bed vallen. Dat ze een scheut wijn op haar dekbed morste kon haar niet schelen, ze merkte het amper.
Een slachtoffer. Ik ben een slachtoffer, had Sirpa gezegd. Geen pit, slappe hap. Was dat zo? Zo had ze zichzelf nooit gezien. Een net meisje, beschermd opgevoed, dat wel. Als enig kind in een warm gezin met een lieve vader en een goede moeder, misschien wat dominant, maar met de beste bedoelingen. Ze had op de basisschool altijd haar best gedaan, nog eens een voorleeswedstrijd gewonnen. Toen haar vader verloren, wat een grote klap was geweest. De eerste jaren van de middelbare school probleemloos doorgerold, de tweede helft last van Sirpa. Ze was een onzekere puber, maar welke puber was dat niet? Oké, misschien had ze een licht minderwaardigheidscomplex, maar softbal en Daniël hadden veel goedgemaakt. Het afscheid van Daniël was moeilijk, maar ze had zich gered. Het grafisch lyceum, veel lol met Pascalle, toen Daniël opnieuw tegengekomen. Baantje bij de krant. Rottijd met Daniël. Tijdelijk weer bij haar moeder ingetrokken, de sessies met Jonathan. En nu hier: de stap gemaakt naar een nieuw leven in een nieuwe stad. Dat laatste had ze zelfs behoorlijk stoer gevonden van zichzelf. Hoezo dan slappe hap?
Haar leven kwam die nacht wel tien keer voorbij. En hoe langer ze peinsde, hoe meer herinneringen bovendreven. Details die ze vergeten was of bewust had weggestopt. Haar vader op zijn sterfbed, het immense verdriet van haar moeder. De schaamte die ze voelde toen ze was blijven zitten, haar vriendinnen die ze uit het oog verloor. Haar schrik toen ze niet gekozen werd op het hockeyveld, haar angst om er niet bij te horen, het gevoel waardeloos te zijn. Sirpa, Daniël. En welke rol speelde Pascalle? Die van vriendin of die van parasiet? Ze woonde in een puinhoop omdat ze haar mond niet durfde open te trekken tegen haar beste vriendin. En John, nog niet zo lang in beeld maar wel de oorzaak van veel ergernissen. Had ze daar ooit iets van gezegd?
Tegen de ochtend vielen haar oogleden dicht en verzonk ze in een diepe slaap. Ze droomde dat ze voor een spiegel stond en zichzelf aanschouwde. Plots verscheen er een barst in het glas die zich razendsnel vertakte, tot de hele spiegel gebarsten was. Even zag ze zichzelf in honderden stukjes, recht, schuin, ondersteboven, gehalveerd, misvormd. En hoewel ze schrok van haar evenbeelden en haar lelijkheid in zo veel gradaties, ze bleef gefascineerd kijken. Er was geen geluid. In stilte liet haar gebroken spiegelbeeld zich zien. Zonder gêne maar met een nonchalante vanzelfsprekendheid, alsof het haar wilde zeggen dat het nooit anders was geweest. Alsof al die keren dat ze zichzelf in de spiegel had aanschouwd ze slechts een masker had gezien, een lege huls, en dat het beeld dat ze nu zag haar ware ik toonde. Toen vielen de stukjes een voor een op de grond en zag ze achter de gebarsten spiegel nog een spiegel. Ze keek erin, maar zag niets. Ze was onzichtbaar geworden.