‘Jij leert het nooit,’ had hij gezegd met een stem die stikte van ingehouden woede. Zijn hoofd was knalrood en er stonden zweetdruppels op zijn voorhoofd. Ze weet nog dat hij voortdurend met zijn hand over zijn lippen wreef.
‘Jij hoort bij mij, je moet bij mij zijn. Altijd, altijd, altijd.’
Ze had geprobeerd iets te zeggen, maar de prop in haar mond maakte dat onmogelijk. Meer dan wat gegrom kon ze niet uitbrengen. Het touw om haar handen en voeten zat strak, ze kon geen kant op.
Toen hij de appelboor uit zijn broekzak haalde, had ze eerst geen idee wat hij daarmee van plan was. Hij liep achter haar langs de keuken in en stak het gas aan. Ze hoorde hem zacht praten, onsamenhangend en aan een stuk door. ‘Bij mij, van mij, bij mij, van mij, tot in de eeuwigheid amen. Van mij, bij mij, altijddurend verbond, altijddurend, altijd...’
Hij was teruggekomen, had haar blouse opengeknoopt en haar bh naar boven geschoven. Het ijzeren uiteinde van de appelboor was roodgloeiend. Met kracht stootte hij de boor tegen haar hart. Ze voelde een pijn die ze nog nooit had gevoeld. De schok die door haar lichaam trok deed haar met stoel en al omvallen. Daniël sprong boven op haar en drukte haar met zijn knieën en zijn vrije hand tegen de grond. Met een maniakale grijns op zijn gezicht duwde hij de appelboor steeds opnieuw tegen haar borst. Ze dacht dat ze doodging. Dat was misschien ook gebeurd; het is niet te zeggen waartoe Daniël op dat moment nog meer in staat was. Het speeksel in haar mond heeft haar gered. Dat had de prop papier zachter en kleiner gemaakt, waardoor het lukte hem uit te spugen en het op een krijsen te zetten.
De buurman had de deur ingetrapt en Daniël bewusteloos geslagen. Hij had haar losgemaakt, waarna ze haar telefoon had gepakt en 112 had gebeld. Zij was in een ambulance naar het ziekenhuis gebracht en de politie nam Daniël mee. Sindsdien had ze hem niet meer gezien.
Ze legde de tube crème terug in het kastje en trok haar kleren weer aan. Die grijns van Daniël toen hij op haar zat en haar toetakelde, zag ze nog bijna elke nacht. Overdag ging het wel, dan had ze voldoende afleiding, maar ’s nachts, alleen in bed, drong het beeld zich aan haar op en kon ze het niet blokkeren. Duivel Daniël liet haar niet met rust, hij had haar in de donkere uren van de nacht nog steeds in zijn macht. Daar kon geen verhuizing tegenop. Ze sloeg met haar vuist op de rand van de wastafel en keek met samengeknepen ogen naar haar gezicht in de spiegel. Dit kon zo niet langer, ze moest iets doen.
20
‘Fijn dat ik zo snel kon komen.’
‘Je zei dat er haast bij was.’ Jonathans stem klonk ongerust, maar hij vroeg niet verder en wachtte af.
Elin keek de kamer rond maar zag weinig. Ze was zenuwachtig en wist niet goed hoe te beginnen. Dat ze hier zat, zo snel na de vorige keer, was voor beiden een verrassing. Thuis leek haar idee om een einde te maken aan haar nachtmerries over Daniël lang niet gek. Ze had besloten het aan Jonathan voor te leggen en het met zijn goedkeuring ten uitvoer te brengen. Maar nu ze tegenover hem op de bank zat, kreeg ze bijna spijt. Het was eigenlijk belachelijk. Gegeneerd liet ze haar hoofd zakken.
‘Elin? Begin maar gewoon.’
‘Ik heb een idee,’ wist ze uit te brengen.
‘Je hebt een idee?’
Ze zuchtte eens diep. ‘Ja, maar het slaat waarschijnlijk nergens op. Ik had beter niet kunnen komen.’
‘Misschien,’ zei Jonathan. ‘Maar je bent er nu toch, dus vertel maar. Kunnen we lachen.’
Verbaasd keek ze op. Toen ze zijn grijns zag, moest ze ook lachen. ‘Oké dan. Ik dacht, misschien is het een goed idee als ik Daniël opzoek in het gekkenhuis.’
Jonathan reageerde niet.
‘Ik denk nog zo vaak aan hem. Ik droom over hem, ik slaap slecht, heb nachtmerries. Daar wil ik gewoon van af. Op tv zie je wel eens dat slachtoffers van een misdrijf de confrontatie met hun aanvallers aangaan. Om nog iets te zeggen of te vragen. Om de boel af te kunnen sluiten. Ik dacht dat mij dat misschien ook zou helpen. Zoiets.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Wat vind jij?’
Jonathan ging even verzitten. ‘Als jij dat zo voelt Elin, dan kan het alleen maar goed zijn. Ik denk niet dat een confrontatie in alle gevallen wenselijk is, maar jij zou er baat bij kunnen hebben. Jullie hebben nooit afscheid genomen. Je hebt elkaar na het laatste incident nooit meer gesproken. Jullie relatie is in feite nooit beëindigd. Ik kan me voorstellen dat je vragen hebt, dat je dingen wilt zeggen. En misschien is het voldoende hem alleen maar te zien. Kijken hoe het hem gaat. Als dat jou een gevoel van afsluiten geeft, is dat een bezoek dubbel en dwars waard.’ Hij kuchte kort. ‘Tegelijkertijd wil ik je waarschuwen: een confrontatie kan pijnlijk zijn en herinneringen oproepen die je met een reden had weggestopt. Het is mogelijk dat Daniël niet reageert zoals jij hoopt. Hij kan dingen zeggen die kwetsend zijn. Heb je daaraan gedacht?’