‘En?’
‘Het ligt op de Ghost in een gletsjerspleet.’
Ze zei verder niets en verzweeg dat Katie een ijshouweel in het lichaam van de man had zien steken, hét bewijs dat Paul Forster vermoord was.
Chris haalde adem. Hij moest een plan verzinnen. Het had geen zin om naar Forster toe te rennen. Hij stond een meter of twintig bij hem vandaan en hield het pistool op Julia gericht. Chris haalde diep adem en schoof gebukt naar links door het struikgewas. De takken van de naaldbomen raakten elkaar en telkens als dat gebeurde viel de sneeuw in grote wolken naar beneden. Verdomme! Als hij niet oppaste, kreeg Forster hem in de gaten!
‘Jullie hebben zijn lijk gevonden en daar geen woord over gezegd?’ Forsters stem was inmiddels weer zacht, maar de verveelde klank was eruit verdwenen. ‘We hadden hem naar de vallei kunnen halen. Ik had hem kunnen begraven, en jullie hebben dat gewoon verzwegen?’
‘Ik wist het niet!’ riep Debbie. ‘Ik wist er niets van! Ik was er niet bij!’
Forster lette niet op haar, maar trok Julia met zich mee.
‘Spring!’ zei hij.
De lichtbundel viel op de kuil naast de grafsteen.
Chris schoof over de sneeuw tussen de bomen door. Sneller! Verdomme, hij moest sneller zijn!
‘Spring!’
Julia weigerde. Ze stribbelde tegen en praatte verder. ‘Hoe weet u dat uw broer vermoord is? Misschien is hij in de gletsjerspleet gevallen. Of bent u erbij geweest? Hoorde u ook bij de groep studenten?’
‘Ik?’ Forster lachte. ‘Nee. Ze wilden mij er niet bij hebben. Ze hebben verteld dat ze elkaar op de open plek zouden ontmoeten, maar ze zijn niet komen opdagen. Toen ik hier aankwam zag ik dat ze een graf voor me hadden gegraven. Precies op deze plek. Ze hadden zelfs een kruis met mijn naam erop in de grond gestoken.’
Het was Chris gelukt om buiten Forsters gezichtsveld te komen. Nu moest hij snel zijn! Hij wilde net naar hem toe rennen, toen de leraar zei: ‘Wat een toeval dat je uitgerekend een relatie hebt met Christopher Bishop, de zoon van professor John Bishop. Hun god! Terwijl Nietzsche heeft gezegd dat God dood is! Ze waren verzot op zijn colleges.’
Chris verstarde.
‘Hij gaf colleges over Nietzsche. Heeft Brandon jullie dat verteld? Heeft hij verteld over de zogenaamde cirkel die Bishops vader leidde? Professor John Bishop koos daar heel zorgvuldig studenten voor.’
‘En u hoorde daar niet bij?’ onderbrak Julia hem. Ze stond nog steeds gevaarlijk dicht bij het open graf.
‘Nee! Daar hoorde ik niet bij. Alleen mijn broer.’
‘Maar waarom?’
‘Wat?’ Eén moment leek Forster echt geïnteresseerd.
‘Goed zo,’ dacht Chris. ‘Prima, Julia. Ga met hem in gesprek. Leid hem af.’
‘Waarom hebben ze dat kruis met uw naam erop neergezet?’
‘Als dreigement. Zodat ik niets zou verraden,’ antwoordde Forster bereidwillig. Het leek alsof hij blij was dat hij zijn verhaal eindelijk aan iemand kwijt kon.
‘Maar hoe wist u er dan van?’
Forster schudde zijn hoofd. ‘Hij was mijn broer.’
Hij liep weer naar Julia toe, maar ze was hem te snel af. ‘Wat wilden ze op de berg?’ vroeg ze.
Het werkte. Forster leek opnieuw afgeleid.
‘Ze hadden het de hele tijd over hun experiment.’
‘Experiment?’
Hij zweeg even en praatte daarna verder. ‘Ze noemden de Ghost “de berg der kennis”. Ze waren krankzinnig. Bishop had ze helemaal gek gemaakt met zijn geklets dat God dood was en de mens zichzelf moest overwinnen. En dat dat alleen mogelijk was via de weg der kennis.’
‘Maar ik begrijp nog steeds niet waarom u denkt dat iemand uw broer op de Ghost heeft vermoord. Niemand van de groep is toch teruggekeerd?’
‘Ze hebben naar ze gezocht.’ Forster keek plotseling in zijn richting en heel even dacht Chris dat hij hem had gezien. Hij was opgelucht toen Forster verder praatte. ‘En tot voor kort was ik er ook van overtuigd dat niemand het had overleefd.’
Chris hoorde een andere stem in zijn hoofd, huilerig en onduidelijk door alle alcohol: Ze zijn allemaal op de Ghost gestorven, Chris. En dat is mijn schuld.
‘Maar ik had me vergist. Jouw vader heeft het overleefd! En jij gaat boeten voor de misdaad die Mark heeft begaan.’
Chris zag dat Julia haar hoofd schudde. Telkens weer. ‘Ik weet niet wat u bedoelt. Mijn vader heet Frost. Colin Frost, en hij heeft er niets mee te maken. Hij heeft nooit op deze school gezeten. Dat moet u…’
Voordat Julia haar zin had afgemaakt, richtte Forster het pistool op haar. ‘Dat is de ironie van het lot, Julia Frost,’ zei hij.
29
De sneeuw zat overal. In haar mond, haar neus en haar oren. Debbie kon niet ademen. Ze probeerde op te staan, hijgde en dwong de lucht in haar longen. Ze voelde de harde loop van het pistool nog steeds tegen haar voorhoofd. En terwijl haar longen bijna barstten, voelde ze tegelijkertijd een overweldigende leegte vanbinnen.