‘Dit graf had je vader voor mij bestemd. Maar nu is het voor jou!’
‘Mijn vader?’ Julia klonk eerder gespannen dan bang. ‘Waar hebt u het in vredesnaam over?’
‘Ik heb het over de man van wie de naam op deze steen staat. Mark de Vincenz.’
Chris verstijfde. Mark de Vincenz? Julia’s vader? De naam op de rouwkrans schoon hem te binnen: Laura de Vincenz. Wat had dit allemaal te betekenen?
‘Ik heet Frost. Julia Frost,’ hoorde hij Julia vastbesloten zeggen. Ze aarzelde een paar seconden en voegde er daarna aan toe: ‘U verwisselt me met iemand anders.’
‘Mij neem je niet in de maling.’ Opnieuw die verveelde toon. ‘Ik weet alles.’
‘Ik heb er geen flauw idee van wat u bedoelt.’
‘Goed, dan zal ik je op weg helpen.’ Forster klonk alsof hij in een collegezaal stond en tegen de een of andere onnozele student praatte.
‘Laat me gaan,’ jammerde Debbie. ‘Ik heb het al honderd keer gezegd. Ik heb hier niets mee te maken. En ik zweer dat ik niets zal vertellen. Aan niemand. Ik zal zwijgen als het graf!’
Forster lette niet op haar. Hij negeerde Debbie en deed een stap naar Julia toe, zodat hij nu vlak voor haar stond.
‘Waar zal ik beginnen?’ vroeg hij. ‘Wil je het eind van het verhaal horen? Het begin? Of zal ik alles vertellen?’
Julia zweeg.
‘Mijn broer heette Paul… Hij was als kind al heel bijzonder. Hij… Hij leek heel veel op jouw broer Robert.’
‘Waarom vertelt u me dat?’
‘Zegt die naam je niets? Paul Forster?’
Chris kromp in elkaar. Paul Forster. De naam die drie maanden geleden voor zoveel verwarring had gezorgd. Chris dacht terug aan de drie dagen in september, toen ze de Ghost hadden beklommen. Een jongen die zich voor Paul Forster had uitgegeven en die volgens Debbie de zoon van professor Forster was, had zich bij hun groep aangesloten. Dat hij Forsters zoon niet was, hadden ze gemerkt toen hij plotseling verdween en niets meer van zich liet horen. Een paar dagen na de beklimming vertelde Katie dat ze een lijk in een gletsjerspleet had gevonden dat een paspoort met de naam Paul Forster bij zich had. Blijkbaar hadden ze de echte Paul gevonden, maar ze hadden gezworen om dat nooit aan iemand te vertellen.
‘Paul Forster…? Nee, geen idee!’
Wat was er met Julia aan de hand? Wist ze niet dat ze in groot gevaar was? Chris’ adem stokte. Hoe moest ze dat weten? Chris had haar niet over de moord op Ted Baker verteld, en dat had Forster natuurlijk ook niet gedaan. Hoe moest ze dan weten waartoe Forster in staat was?
De lamp in de hand van de professor zwaaide heen en weer. Chris voelde zijn opwinding en woede. Hij was bang dat de docent hem elk moment kon ontdekken en liet zich dieper in de sneeuw zakken.
‘Misschien verander je van mening als ik je vertel dat je vader degene is die mijn broer heeft vermoord, boven op de berg.’
Debbie gilde geschrokken.
Chris kon Julia’s gezichtsuitdrukking niet zien, maar in het schijnsel van de lamp zag hij dat ze over haar hele lichaam trilde. Was dat het geheim dat Julia met zich meedroeg? Waarover ze niet kon praten?
Nee, haar stem klonk veel te kalm toen ze antwoordde: ‘Zoals ik al zei: u verwisselt me met iemand anders. Mijn vader heet Colin. Colin Frost. Hij werkt bij een bank in Londen en is nog nooit in Canada geweest.’
‘Ik heb het over je echte vader.’
‘Ik ook.’
Forster pakte Julia’s arm vast. Plotseling leek hij zijn rol te vergeten. ‘Wat hebben jullie daar boven op de Ghost ontdekt?’
‘Niets.’
‘Lieg niet tegen me. Ik haat het als mensen tegen me liegen. Katie West stuurt me de hele tijd e-mails met vragen over de jongen die zich voor Paul heeft uitgegeven. Telkens weer die toespelingen. Wat hebben jullie ontdekt?’
Chris was groter en sterker dan Forster. Hij moest gewoon naar hem toe rennen…
Het volgende moment had Forster Debbie in haar nek gepakt, waarna hij haar op haar knieën dwong en haar hoofd in de sneeuw duwde. Op dat moment zag Chris het wapen in zijn hand.
Julia’s stem trilde toen ze riep: ‘Laat haar met rust! Ze heeft er niets mee te maken. Ze is niet met ons op de Ghost geweest! Ze weet niets.’
‘Wat weet ze niet?’
Debbie schopte met haar benen.
Julia deed een stap naar voren. ‘Als u haar loslaat vertel ik alles.’
Zijn greep rond Debbies nek verslapte. Ze keek op en hapte naar adem. Forster liet haar gaan en draaide zich weer naar Julia, terwijl Debbie op handen en knieën door de sneeuw kroop en een paar meter verder snikkend bleef liggen.
‘Goed, wat heb je me te vertellen?’
‘Het klopt dat we het lijk van uw broer gevonden hebben,’ zei Julia. ‘Het lijk van Paul Forster.’