Hij nam de gebeurtenissen van de dag nog een keer in sneltreinvaart door. Ze wervelden in zijn hoofd door elkaar als de sneeuwvlokken die af en toe nog uit de hemel vielen en die pas op het moment dat ze de grond raakten met elkaar versmolten. Zijn hersens hadden alle afzonderlijke details opgeslagen en zijn verstand probeerde tevergeefs ze met elkaar te verbinden, maar dat ging niet en hij was bang dat het voor altijd zo zou blijven en het hem nooit zou lukken om er een logisch geheel van te maken.
De seconden gingen voorbij en hij verloor kostbare tijd. Telkens opnieuw dook er een naam op, een persoon die betrokken leek te zijn bij alle gebeurtenissen. Het was de enige naam die steeds weer aan de oppervlakte kwam.
Steve Mason. Steve, die Julia probeerde te versieren. Steve met zijn botte grappen. Steve, die grote delen van de dag spoorloos verdwenen was geweest, maar die hen uit de bioscoop had bevrijd. Steve – Chris kreeg het ijskoud bij de gedachte – die hij vanochtend in de zwemhal had gezien. En Benjamin en Rose waren hem aan het zoeken.
Brandon legde een hand op zijn schouder en vroeg: ‘Bishop, je ziet eruit als een geest. Wat is er aan de hand? Is er iets gebeurd?’
Chris duwde de hand weg en wilde zich langs de docent wringen, maar die hield hem tegen.
‘Ik moet haar zoeken, anders gebeurt er iets verschrikkelijks.’
‘Wie moet je zoeken? Wat heeft dit allemaal te betekenen?’
Chris rukte zich los en rende naar buiten. Hij hoorde Brandon achter zich roepen, maar hij draaide zich niet om. Voor hem lag de met sneeuw bedekte straat, met aan de rechterkant de glazen gevel van de zwemhal. Hij sloeg links af en rende over de straat die naar de bungalows leidde. De wind blies de voetsporen die overal te zien waren niet meer weg.
Rose en Benjamin waren het schoolgebouw in gegaan. Chris vermoedde dat ze als eerste naar het bewakerskantoor waren gegaan. Misschien waren ze daar nog; misschien hadden ze geprobeerd Steve via het bewakingssysteem te vinden.
Chris was inmiddels bij het terrein van de bungalows aangekomen en keek naar de deur van Brandons woning, die nog steeds openstond. Het leek een eeuwigheid geleden dat hij daar weggegaan was. Hij stak wadend door de sneeuw de straat over. Het hek naar de bungalows stond open. Hoeveel deuren was hij vandaag al gepasseerd? Oneindig veel, maar ze hadden hem stuk voor stuk op een dwaalspoor gebracht.
Tijdens het lopen haalde hij zijn mobiel uit zijn zak in de hoop dat Julia hem een sms’je had gestuurd. Hij staarde naar het display. Geen nieuwe berichten. Het bracht hem echter wel op een idee. Zijn vingers trilden en zijn mobiel glipte bijna uit zijn hand.
Beheers je, Chris. Hij zocht in zijn contacten en wilde net gaan bellen, toen de zijdeur van het hoofdgebouw openging en Benjamin en Rose samen met Steve naar buiten kwamen. Tegelijkertijd hoorde hij voetstappen achter zich.
‘Chris!’ hoorde hij Rose roepen. ‘Heb je haar gevonden?’
Hij schudde langzaam zijn hoofd.
Brandon kwam naast hem staan. Het was alsof zijn stem van heel ver weg kwam. ‘Steve, kun jíj me vertellen wat hier aan de hand is?’
‘Mijn collega is dood. Hij ligt doodgeschoten in de kelder,’ antwoordde Steve.
Chris zag dat Rose naast hem ging staan en naar hem keek alsof ze hem wilde vragen wat ze nu moesten doen.
Steve. Brandon. Ze waren het allebei niet. Maar wie was het dan?
‘Ik snap niet…’ hoorde hij Brandons kalme stem.
‘Ik heb de politie al gebeld, maar de weg is nog steeds geblokkeerd door het ongeluk en de helikopter kan niet opstijgen door De storm-. En dat terwijl de situatie zo al afschuwelijk genoeg is,’ antwoordde de bewaker.
Chris staarde naar Steve. Het ongeluk! Er was iets met het ongeluk geweest, iets wat hij op de televisie had gezien, maar wat hem vanochtend niet belangrijk had geleken.
Nou en? Hij had op dit moment echt geen tijd om daarover na te denken, of wel soms? Of wel soms, Chris? Denk na! Wat heb je precies op de televisie gezien? Hij schudde zijn hoofd om zijn verstarde gedachten op gang te brengen.
De ambulance. Het knipperende licht. De herinnering kwam terug en de televisiebeelden verschenen als een lichtshow met minuscule beeldflarden die oplichtten en weer verdwenen. Een lichte auto die op zijn dak lag. Nauwelijks herkenbaar in de sneeuwstorm. Maar wacht eens! Nu wist hij wat hem opgevallen was aan de beelden! Het was de brug. Waarom had hij dat niet eerder begrepen? De brug die ze op de televisie hadden gezien, lag drie tot vier kilometer voorbij de slagboom, maar nog vóór de pas. Ze hadden de verongelukte auto dus moeten zien terwijl ze terugliepen naar school! Maar wat had dat te betekenen?
De gedachten buitelden door Chris’ hoofd. Het betekende dat ze vanochtend niet de laatsten waren die bij Grace College waren weggereden. Iemand was nog bij het schoolgebouw geweest terwijl zij probeerden binnen te komen.