Langzamerhand begonnen zijn hersens weer te functioneren. De onverschilligheid waarmee Ted Baker was vermoord, was niet veroorzaakt door de kilte en gevoelloosheid van de moordenaar. Hij had gewoon een ander motief gehad.
Tik, tik, tik. Chris hoorde het tikken van de klok nog steeds. Toch verroerde hij zich niet. In de zee van kaarsen en klaprozen had hij iets over het hoofd gezien, maar misschien wilde hij het ook niet zien. Naast de dodenkrans dreven twee zwarte linten met grote zilveren letters. Hij rende om het bassin heen om de tekst te kunnen lezen. Eerst zag hij alleen: in memoriam. Daarna een naam: laura de vincenz.
De Vincenz? Was dat niet een van de namen op de gedenksteen? De namen die Julia niet kon loslaten, de reden waarom ze telkens terugging?
De tekst op het tweede lint kon hij eerst niet ontcijferen. Hij stak zijn hand in het water en bewoog hem heen en weer. Door de golven die zo ontstonden bewogen de kaarsen en bloemen. Ze schommelden en de krans draaide een stukje, waardoor Chris kon lezen wat er op het zwarte lint stond:
* 24 december 1991
† 11 november 2010
Remembrance Day. De dag van de doden.
Chris staarde door de ramen naar buiten, waar de schemering langzamerhand in de novemberavond overging. Het lawaai van het noodweer, waaraan hij inmiddels gewend was, was nog maar af en toe te horen. De storm- trok weg, bijna alsof hij zijn taak had volbracht.
Chris beleefde een van die momenten in het leven waarop je alleen vooruit en niet achteruit kon, en je je volkomen hulpeloos voelde. Dat had hij voor het laatst meegemaakt toen hij zijn vader had zien sterven. Ze hadden hem gebeld en hij was naar het ziekenhuis gegaan en had met heel zijn hart gehoopt dat hij al dood zou zijn als hij daar aankwam. Hij had gehoopt dat de beslissing al was gevallen en dat zijn vader, die door de artsen was opgegeven, niet meer hoefde te vechten voor zijn leven. Zo was het echter niet gegaan. Chris had zijn vader zien sterven, had zijn gekreun gehoord, de laatste zware ademhalingen meegemaakt, de geur van de dood geroken, terwijl hij niets kon doen, alleen wachten.
Hij wilde dat niet nog een keer meemaken. Hij mocht niet te laat zijn. Niet voor Julia.
Door die gedachte viel de verstarring van hem af. Chris begon te rennen en was het zwembad al bijna uit toen hij gedempt kloppen hoorde. Hij draaide zich om en keek naar de donkere ramen waarachter de schemering zich verspreidde. Er liep een ijskoude rilling over zijn rug toen hij een donkere gestalte achter de ramen zag staan. In het halfdonker zag hij alleen schaduwen en contouren.
Chris had het gevoel alsof zijn verstand stil bleef staan en het gezicht dat tegen het raam gedrukt was niet meer dan zinsbegoocheling was. Een hersenschim. Een hallucinatie.
De schim hief zijn hand en klopte opnieuw, luid en duidelijk. Chris’ hart bonkte in zijn keel. Het was onmogelijk. Hij had moeite het te begrijpen, maar de dik aangeklede man die buiten stond en naar hem zwaaide… was zonder enige twijfel professor Brandon.
Daarmee was alles volkomen onlogisch geworden.
27
De laatste twijfel die Chris nog had verdween zodra Brandon de zwemhal via de glazen deur binnen kwam en hoofdschuddend zei: ‘Bishop! Wat doe jij verdorie op school?’
Hij keek over Chris’ schouder en schrok toen hij het tafereel op het water zag.
‘Wat heeft dat te betekenen?’ vroeg hij. ‘Heb jij dat gedaan? Is dat zo’n belachelijke studentenstreek?’ Hij ademde uit door zijn neus. ‘Weet je niet wat er buiten aan de hand is?’
Chris knikte. ‘Ja,’ zei hij snijdend. ‘Ik weet precies wat er aan de hand is. Maar hoe zit dat met u? Weet u het ook?’
Het laatste halfuur was Chris ervan overtuigd geraakt dat professor Brandon niet de man was voor wie iedereen hem hield. Hij was degene die Ted Baker had doodgeschoten en Julia en Debbie in zijn macht had. Maar nu de professor voor hem stond, wist hij het niet zeker meer. Brandon keek helder uit zijn ogen, hij had een peinzende uitdrukking op zijn gezicht en was echt verbaasd, voor zover Chris nog iets kon geloven.
‘Wat bedoel je daarmee?’
‘Waar is Julia?’
‘Julia? Bedoel je Julia Frost?’
‘Wie anders?’
‘Hoe moet ik dat weten? Ik dacht dat iedereen vertrokken was.’
Was dat een leugen? Deed Brandon net alsof en trapte Chris daarin? Maar stel dat het de waarheid was? Eén moment kreeg Chris veel zin om op hem af te stormen en hem tegen de grond te slaan. Er was een tijd in zijn leven geweest dat hij dat inderdaad gedaan zou hebben.
Brandon was de zwemhal via de zijdeur binnen gekomen; blijkbaar had hij daar de sleutel van. Samen met de vragen stroomde de ijzige kou naar binnen, maar daar lette Chris niet op. Hij had geen tijd voor lange verklaringen. Hij moest Julia vinden, want als ze niet bij Brandon was, waar was ze dan wel? Wie had haar in zijn macht? Waarom was hij hiernaartoe gelokt?