Ze keek naar de afzender:
[email protected]. Ze had er geen idee van wie dat kon zijn. In elk geval was het niemand van haar lijst. Kwam de mail van buiten? Nee… hij was gisteravond om 20:50 uur via het schoolnetwerk gestuurd.
Ik weet wat je vader heeft gedaan!
Debbie beet op haar nagels. Julia’s vader? Ze had Julia nog nooit over haar ouders horen praten. Vastbesloten ging haar hand naar de muis; ze klikte snel door de menu’s en even later verbrak het zoemen van de printer de stilte in de zaal. Debbie ging staan, haalde het vel papier uit de printer, vouwde het op het stopte het in haar broekzak.
Terwijl haar hand opnieuw in de chipszak verdween, vertrok haar mond in een tevreden glimlach.
3
Chris droeg Julia’s tas naar het parkeerterrein. Hij keek op zijn horloge. Het was kwart voor tien en de campus was inmiddels bijna verlaten. Voor het hoofdgebouw, waarvan het historische deel de kern van Grace College vormde, gingen de laatste groepjes studenten uit elkaar en stapten in de auto’s en busjes die klaarstonden.
Chris keek naar de oever van Lake Mirror, waar de smalle, hoge naaldbomen heen en weer zwiepten. De toppen leken de grond bijna te raken, om op het laatste moment naar boven te zwaaien en de andere kant op te buigen. Was dat het begin van De storm-? Chris betwijfelde het. Gisteren had het net zo hard gewaaid en ’s nachts was de wind toch weer gaan liggen.
Toen hij merkte dat Julia huiverde in de koude wind sloeg hij zijn arm om haar heen. Hij merkte opgelucht dat ze hem niet wegduwde.
‘Laten we zo snel mogelijk vertrekken, Chris,’ drong ze aan.
Bij de toon van haar stem spitste hij zijn oren.
‘Wat is er aan de hand, liefje?’ Hij aarzelde. ‘Er is iets… Je deed gisteravond al vreemd.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Het is gewoon die stomme Remembrance Day. Iedereen gaat naar kerkhoven en… Ach, ik weet het ook niet.’
Ze had tranen in haar ogen, iets waar Chris niet tegen kon. Hij wist dan nooit wat hij moest doen, kon de juiste woorden niet vinden, voelde zich hulpeloos, was als verlamd, en dan… dan kwam er een gevoel van woede in hem op.
‘Ik beloof je dat we niet naar het kerkhof gaan. We gaan dingen doen die we leuk vinden.’ Hij trok haar nog dichter tegen zich aan.
‘Ja.’ Er verscheen een klein lachje op haar mooie gezicht. ‘Je hebt gelijk.’ Ze gaf hem een snelle kus. ‘Bedankt dat je me meeneemt, Chris.’
Hij grijnsde naar haar. ‘Niets liever dan dat.’
Chris pakte Julia’s hand vast en liep samen met haar over het gazon naar het parkeerterrein en de auto die hij voor drie dagen van school had gehuurd. Een auto reed net het parkeerterrein af, een paar personenbusjes volgden. Meneer Forster, het hoofd van de afdeling Frans, die zoals altijd correct was gekleed in een pak en stropdas, laadde twee koffers in zijn witte Lincoln. De oldtimer uit de jaren zeventig, die Forster elke zaterdagochtend voor zijn bungalow oppoetste, stond recht voor de uitrit geparkeerd. De wind blies zijn haar met de keurige scheiding in zijn gezicht. Hij streek het met een vluchtige handbeweging naar achteren.
De docent knikte naar hen en bleef bij het geopende portier staan. Chris zag Forsters vrouw met een reistas het parkeerterrein op komen. Ze droeg geen jas en leek te huiveren in de ijzige kou. Mevrouw Forster gaf kunstles op Grace en Rose beklaagde zich er voortdurend over dat ze haar studenten belette om hun eigen ideeën uit te werken. Zoals altijd riep de aanblik van die twee een gevoel van ondraaglijke saaiheid bij Chris op, maar hij werd afgeleid toen hij Benjamin en Rose zag aankomen.
Benjamin begon op een afstand al te roepen. ‘Hé, Chris! Laten we erom loten wie door de haarspeldbochten naar beneden mag scheuren, oké? Jezus, ik heb al tijdenlang niet meer in een achtbaan gezeten!’
Chris schudde zijn hoofd. ‘Ik heb het contract voor de auto ondertekend, dus rij ik. Anders draai ik op voor de schade als jij hem tegen een boom parkeert.’
‘Je bent en blijft een spelbreker.’ Benjamin zuchtte en keek om zich heen. Twee auto’s van de bewaking stonden in de buurt van de hoofdingang geparkeerd; verder was het terrein leeg. ‘Volgens mij zijn we echt de laatsten.’
‘Waar is Debbie?’ vroeg Julia zenuwachtig, terwijl ze haar capuchon opzette. De regen was inmiddels grotendeels in sneeuw overgegaan. Grote, natte vlokken, die smolten zodra ze het oppervlak van het meer bereikten.
Rose zette haar rugzak op de grond en keek op haar horloge. ‘Ik dacht dat ze allang beneden zou zijn. Ik heb daarstraks tegen haar gezegd dat ze uiterlijk over een kwartier op het parkeerterrein moest zijn.’ Ze haalde een witte muts uit haar jaszak.
‘Dat Debbie uitgerekend met ons meerijdt,’ mopperde Benjamin. ‘Die houdt geen seconde haar mond en zit voortdurend te eten of ergens over te zeuren. Ik geloof dat ik alle ziektes die haar oma heeft gehad inmiddels ken.’