Home>>read De storm free online

De storm(54)

By:Krystyna Kuhn


Hij huiverde toen het hek met een luide klap achter hem dichtsloeg. Het leek alsof achter deze storm niet alleen een immense kracht, maar ook een enorme wil schuilging, alsof de wind met alle geweld het gebouw wilde binnendringen.

Chris hoorde zijn mobiel niet overgaan door het lawaai van De storm-, maar hij voelde hem tegen zijn heup vibreren. Hij werd gebeld. Hij haalde tijdens het lopen de telefoon uit zijn zak. Op het display lichtte Davids nummer op.

David? Waarom belde die hem?

Nu niet, dacht Chris terwijl hij naar de zijingang rende. Zijn mobiel vibreerde opnieuw. Hij was niet van plan om Davids telefoontje aan te nemen, maar plotseling drong vanuit het diepst van zijn bewustzijn een herinnering naar de oppervlakte over het nieuws dat hij een paar uur geleden had gehoord. Een auto was over de kop geslagen. Er werd naar overlevenden gezocht. Julia was bang dat het Davids auto was geweest en hij had dat tegengesproken. Hij drukte op het groene knopje.

‘David!’ riep hij tegen de wind in. ‘Wat is er?’

‘Chris!’

Het was niet Davids stem.

‘Chris? Is alles in orde met Julia?’

Robert!

‘Ik kan nu niet met je praten, Robert!’

‘Is alles in orde met mijn zus?’

Wat moest Chris daarop antwoorden? ‘Ik kan nu niet praten, ik ben op weg naar haar toe,’ zei hij uiteindelijk.

Terwijl hij het gesprek afbrak hoorde hij nog net dat Robert riep: ‘Ik maak me zorgen…’

Hij stak de sleutel in het slot van de deur. Hij had geen telefoontjes nodig om te weten wat hij moest doen. Robert zat honderden kilometers verderop en kon niet weten wat er in de vallei allemaal gebeurde, terwijl Chris deze horrordag live meemaakte.

De sleutel paste niet. Toen hij hem eruit trok, viel de bos op de grond en zakte weg in de sneeuw. Terwijl hij zich bukte om hem op te pakken, voelde hij een harde hand op zijn schouder, die hem terugtrok. Chris draaide zich om. Het felle licht van een zaklantaarn verblindde hem en hij herkende Steves stem pas toen hij begon te praten. ‘Bishop, ben je stapelgek geworden? Wat doe je hier, verdomme?’

Zijn stem was kouder dan de buitentemperatuur.





23





Lijst 89 – Mensen die ik dood wens:

1. Jake, omdat hij niet van me houdt

2. mijn stiefvader, die me haat!

3. Alice, omdat iedereen zegt dat ze net een engel is



Toen Debbie vanuit haar kamer zag dat Julia de deur opendeed, verstijfde ze. Eén moment dacht ze zelfs dat haar hart zou stoppen met slaan. Meteen daarna hoorde ze de verstikte kreet die Julia slaakte toen ze de gang in werd getrokken en de deur die met een luide klap dichtsloeg.

Ze liep naar haar bed, kroop onder het dekbed en luisterde minutenlang naar het dreunen van De storm- achter het raam. Vreemd genoeg kalmeerde het haar, hoewel de ramen telkens luid rinkelden, alsof ze elk moment konden stukspringen in duizend scherven. Net als haar hoofd, dat bonkte en dreigde stuk te springen in duizend gedachten die Debbie niet kon loslaten. Wat haar tot nu toe onwerkelijk had geleken, was de realiteit geworden. Hij had Julia gehaald. En zij was de volgende.

Debbie deed haar ogen dicht om de scène waarin Julia uit het appartement was verdwenen te vergeten, maar het lukte haar niet. Ze sloeg het dekbed terug omdat ze honger had en iets moest eten. Ze liep op haar blote voeten over de koude vloer door de hal naar de keuken, waar ze meteen naar de koelkast ging. Die was leeg, op twee pakken melk en een mueslireep van Katie na. Debbie trok de verpakking van de reep en nam er een hap van. Hij smaakte afschuwelijk en ze moest tijdenlang kauwen om de hap weg te krijgen. Ze gooide de reep in de vuilnisbak en begon in plaats daarvan op haar nagels te bijten, terwijl ze terugliep naar haar kamer.

De lamp aan het plafond verspreidde felgeel licht en achter de kap van dof melkglas kleefden dode vliegen van de afgelopen zomer. Hij zou haar halen. Dat was zeker. En zij zat hier. Hij zou haar meenemen en alle verschrikkelijke dingen met haar doen die ze altijd in boeken las. Debbie voelde een denkbeeldige hand rond haar hals, die haar keel dichtdrukte. Ze kreeg het gevoel dat ze stikte. De lucht was ondraaglijk, als in een grafkelder.

Debbie rende naar het raam, trok de hendel naar beneden en probeerde het te openen, maar de wind duwde van buiten zo krachtig tegen de ruit dat het haar niet lukte. Ze ging op haar bed zitten en staarde naar het plafond. Ze zat net zo opgesloten als de vliegen in de lamp.

Hoe lang ze op bed zat wist ze niet, maar ze kwam weer bij haar positieven toen haar hersenen een oplossing hadden gevonden. Debbie kwam overeind, pakte haar jas, glipte in haar ballerina’s en rende naar de ontvangsthal.

Een serie klappen en windstoten liet het schoolgebouw schudden. Het lawaai was bizar en het gevoel dat Debbie had was dat ook. Het was net of ze op een van de witte wolken zweefde die bij elke ademhaling uit haar mond dampten. Als een robot die elke aanwijzing van zijn schepper opvolgde zette ze de ene stap na de andere, en ze merkte pas dat ze het schoolgebouw uit gelopen was toen haar ballerina’s in de sneeuw wegzakten. Een paar minuten later hingen haar kleren kletsnat rond haar lichaam, maar dat kwam niet door de sneeuw. Debbie zweette van opwinding, wat niet werd veroorzaakt door de bijwerkingen van de medicijnen waarover haar stiefvader haar – zoals hij het heel correct noemde – had geïnformeerd.