Home>>read De storm free online

De storm(51)

By:Krystyna Kuhn


De storm- was een teken. Hij bracht verwoesting met zich mee, maar ze was er niet bang voor. Dat was ze voor iets anders. Maar voor wat? Wat was er gebeurd? Ze kon het zich niet herinneren zolang haar hoofd zo bonkte. Het begon altijd met hoofdpijn. Altijd. Ze had ’s ochtends al gevoeld dat het zover was, maar had het genegeerd.

Door de hoofdpijn zag ze de wereld om zich heen alleen wazig. Wat was realiteit en wat fantasie? Als God echt bestond, dan strafte hij haar misschien omdat ze Hem negeerde. Precies zoals oma Martha altijd zei: God verdwijnt niet alleen omdat je hem negeert.

En als oma gelijk had? Als God in haar hoofd was binnengedrongen? Als hij de stem binnen in haar was die een chaos van haar gedachten maakte? God liet haar misschien dingen zeggen waar ze spijt van had, gedachten denken die haar bang maakten. Misschien gaf Hij haar ’s nachts de dromen waaruit ze badend in het zweet wakker werd, en was het Zijn schuld dat ze bang was dat ze het vuil op haar lichaam niet kwijtraakte. Misschien zorgde Hij ervoor dat ze alles naar binnen propte wat ze in haar handen kreeg.

Ze ging zitten, draaide zich opzij, trok de lade van haar nachtkastje open en wilde de pijnstillers pakken die superdaddy haar had voorgeschreven. De lade was leeg, op de laatste brief na die Alice haar had geschreven.

Debbie liet haar hoofd opnieuw op het kussen zakken, legde haar hand op haar voorhoofd en woelde door haar haar, alsof ze op die manier in de laden van haar herinneringen kon zoeken. Inderdaad voelde ze van heel ver weg een gedachte opkomen.

Een ongeluk. Ze hadden een ongeluk gehad. Chris was tegen een boom gereden, haar hoofd was tegen het raam geslagen, ze had kilometers moeten lopen en was bijna doodgevroren. Dat waren de feiten. Maar daarna? Wat was er daarna gebeurd? Debbie wist het niet. Het spoor van herinneringen eindigde daar gewoon. Alles wat er verder toe geleid had dat ze nu in haar bed lag, was… duisternis.

En De storm- huilde.

Debbie kwam moeizaam uit bed. Ze schoof met haar teen een beha opzij en wankelde naar de spiegel die aan de deur hing. Toen ze het bleke gezicht zag dat haar aanstaarde, schrok ze. Haar haar kleefde nat van het zweet tegen haar hoofd en haar lippen waren zo bleek dat ze nauwelijks zichtbaar waren. En wat was er met haar ogen aan de hand? Het wit en de blauwe irissen waren verdwenen. Ja, echt, ze hád blauwe ogen, ook al noemde iedereen de kleur flets grijs. Ze knipperde en één moment vocht ze tegen de golf van duizeligheid die haar overviel.

Ze wilde net weer naar bed gaan, toen ze buiten haar kamer een geluid hoorde. Ze luisterde. Als ze zich niet vergiste, huilde er iemand. Ze hoorde duidelijk snikken.

Langzaam en voorzichtig deed ze de deur op een kier open. In de hal was niemand, dus moest het uit een van de andere kamers komen. Debbie liep op haar tenen een paar stappen en zag Julia op haar bed zitten. Op de grond lag Ike op een deken. Hoe kwam de hond hier terecht? En waarom had Julia een vel papier in haar hand?

Er kwam een vage herinnering bij Debbie op. Papier. Het zoemen van een printer. Ja, ze had iets geprint. Een mail soms? Kon ze zich maar herinneren wat er in de mail had gestaan. Ze bleef staan en staarde naar Julia. Het doffe bonken in haar hoofd werd sterker en sterker, en het duurde een tijd voordat Debbie besefte dat het geluid echt was. Er werd op de deur gebonkt.

Julia stond op en Debbie deinsde achteruit, haar kamer in.

‘Chris?’ hoorde ze Julia in de hal vragen. ‘Chris, ben jij dat?’

‘Laat me binnen!’ Debbie kromp instinctief in elkaar toen ze de donkere stem hoorde. Maar waarom? Waarom was ze plotseling zo bang?

‘Wat wil je?’

‘Het gaat om je vader!’

Julia kreunde. Het ene moment hoorde Debbie alleen De storm- die tegen de ramen sloeg; daarna klonk het geluid van een sleutel die in het slot werd omgedraaid.

En plotseling wist ze alles weer.





22





Toen Chris buiten kwam stond hij tegenover een grijs-witte muur en sloeg de sneeuw met zoveel kracht tegen hem aan dat hij nauwelijks rechtop kon blijven staan. Hij was in alle haast vergeten zijn jas aan te trekken.

Hij had al veel winters in de Rockies meegemaakt en wist dat die niets voor zwakkelingen waren, maar deze verbrak alle records. Het licht van de zaklantaarn was net voldoende om de volgende stap te zetten. Het was een van de ergste stormen van de afgelopen vijftig jaar, maar eigenlijk viel de vallei toch al buiten alle menselijke statistieken. Het verbaasde hem trouwens hoe goed het hoofdgebouw en de bungalows tot nu toe bestand bleken tegen het noodweer.

Het hek dat naar de smalle straat leidde was nog altijd gesloten. Chris had dankzij Teds sleutelbos geen moeite gehad met de zijingang, maar dit was lastiger omdat het slot van het hek bevroren was.

Hij wreef de sleutel tussen zijn vingers, blies tegen het slot en wist tegelijkertijd dat het zinloos was. Hij had lucifers of een aansteker nodig. Waarom had hij daar niet meteen aan gedacht? Omdat je niet overal aan kunt denken, Chris. Omdat je misschien niet kunt tegenhouden wat er in de vallei gebeurt. Net zomin als je De storm- kunt tegenhouden. Net zomin als je de auto kon tegenhouden toen die stuurloos was. Waarom ga je niet gewoon terug naar de meisjes en sluit je je samen met hen op in het appartement? Omdat ik niet met mijn staart tussen mijn benen afdruip. Omdat ik dingen aanpak. Omdat ik anders ben dan mijn vader. Daar ging het de hele tijd toch om? Het ging altijd weer om hem.