Niets, het is toch al te laat, had Chris het liefst geantwoord. Toch bukte hij zich om Teds lijk te bestuderen. Hij keek naar het hoofd en zag het perfect cirkelvormige gat in de rechterslaap, alsof het met behulp van een passer was getrokken.
Zijn vader had het telkens weer tegen hem gezegd: ‘Je moet op de beelden letten, Chris. Op de symboliek. Op de diepere bedoeling van het menselijke handelen. Als je een mens wilt begrijpen, moet je zijn verhaal begrijpen.’
Eén schot. Zonder gevoel. Gewoon zomaar. En toen was het voorbij.
Chris had zichzelf voorgehouden dat hij alles onder controle had. Hij kon naar Grace College gaan na alles wat zijn vader hem had verteld, en hij bleef koelbloedig onder alles wat er in deze vallei gebeurde. Hij trok zich niets aan van het geklets dat de vallei mensen gevangenhield. Robert had het een keer de Graceziekte genoemd. ‘Alles in de vallei is ziek. En wij veranderen daardoor.’
Chris werd misselijk en het lukte hem nog net op tijd om zijn hoofd boven een van de wastafels te houden voordat hij braakte. Of niet, want er kwam niets uit, behalve wat bittere gal. Dat was geen wonder, want hij had sinds het ontbijt niets meer gegeten of gedronken. Het maagzuur brandde zo dat hij het gevoel had dat het zijn slokdarm wegvrat, en zijn keel trok samen door de bitterzure smaak. Ook toen er niets meer kwam, kon hij niet stoppen met kokhalzen. Hij trok een stapeltje papieren handdoeken uit de houder, veegde zijn mond af, liet zich op de vloer zakken en leunde met zijn rug tegen de koude tegels.
Pas toen hij zeker wist dat zijn maag niet meer opspeelde en zijn hoofd niet meer tolde, kwam hij overeind en waste zijn gezicht en handen. Hij wist precies wat hem hier gevangenhield. Het was niet de vallei, het was Julia.
Hij keek om zich heen. De situatie was niet veranderd. Ted lag nog steeds in de douchecabine en staarde naar hem met zijn dode ogen. Toch kon Chris maar aan één ding denken: Julia! Hij moest zo snel mogelijk terug naar Julia!
‘Benjamin, we moeten meteen naar boven, naar de…’
Hij stopte. Ben was verdwenen. Chris liep via de kleedruimte naar de gang. Nog voordat hij Benjamin aan het eind van de gang zag, hoorde hij een vertrouwd, zacht gejank.
Ike! Benjamin had zijn armen rond de zwarte dog geslagen en keek pas op toen Chris vlak naast hem stond.
‘Het is Ike! Hij heeft ons hiernaartoe geleid,’ zei Benjamin ademloos terwijl hij de zwarte vacht van het dier streelde. ‘Hij is gewond, Chris! We moeten hem helpen.’
Chris verroerde zich niet. Hij dacht terug aan die ochtend. Hij had zelf gezien hoe hun filosofieleraar William Brandon de hond in zijn auto had laten springen en was weggereden. Brandon was met Ike in de auto vertrokken, dat wist Chris zeker. De hond kon hier helemaal niet zijn.
‘Chris!’ Benjamin kreeg een scherpe klank in zijn stem. ‘Luister je naar me? We moeten Ike helpen!’
Hij wees naar de flank van de hond en Chris zag wat Ben bedoelde. Ike mocht een slimme hond zijn – dat beweerde Robert in elk geval altijd – maar hij was niet slim genoeg geweest om aan Teds moordenaar te ontsnappen. In Ikes linkerpoot gaapte een diepe wond waaruit bloed stroomde.
19
Benjamins stem kreeg een hysterische klank. ‘We moeten iets doen, anders gaat hij dood. Hij heeft al heel veel bloed verloren.’
‘Het is maar een hond,’ antwoordde Chris onverschillig. Benjamin had blijkbaar niet helemaal begrepen waar het om ging. Had hij de dode bewaker niet in de douche zien liggen? Iemand had Ted koelbloedig doodgeschoten, wat betekende dat er een moordenaar in het gebouw rondliep! Hij moest ineens aan Steve denken. Hij had hem in het zwembad gezien, waar hij god-weet-wat had gedaan. En dan dat voortdurende geflirt met Julia. Hij was een onaangename vent. Chris herkende een klootzak als hij er een zag.
‘Dit is geen gewone hond, het is Ike!’ protesteerde Benjamin.
‘Ben, besef je eigenlijk wel wat er aan de hand is? Er loopt een moordenaar in het gebouw rond en de meisjes zijn alleen in het appartement en weten van niets. Ik moet naar Julia!’
‘Julia!’ Benjamin sprong overeind. ‘Dat is het enige waar het bij jou om draait, hè? Om jou en Julia! De rest kan je gestolen worden. Ike, Rose, Debbie… en ik. Dat heb je op de Ghost ook al een keer geflikt, toen je iedereen in de steek hebt gelaten.’
‘Jij bent met me meegegaan.’
‘Ja, dat ben ik. Omdat ik bang was, dat geef ik toe. Ik was doodsbang om dood te vriezen. Maar nu is het anders. Ik heb op de Ghost namelijk iets geleerd. Het is het waard om voor een leven te vechten, zoals Katie heeft gedaan. Al is het maar het leven van een hond. Die ons trouwens hiernaartoe heeft gebracht. Zonder hem wisten we niet eens dat er een moordenaar rondloopt. Dan hadden we er geen flauw idee van wat er aan de hand is.’