Een deur verder stond: technische ruimte ii – netwerk.
Was dat het geheim? Was de logistiek van het gebouw op deze verdieping ondergebracht? Ongeveer vier tot vijf meter voor hen zagen ze liftdeuren. Kwam de lift tot hier? Chris probeerde het zich te herinneren. Een derde kelderverdieping stond niet op het bedieningspaneel, dat wist hij zeker. Maar naast de noodknop zat toch een slot? Waarschijnlijk hadden de conciërges de sleutel daarvan, zodat ze met de lift naar de derde kelderverdieping konden.
Hij wilde verder lopen, toen hij de blik in Benjamins ogen zag. ‘Man, wat zie jij eruit.’
Chris keek naar beneden en zag donkerbruine vlekken op zijn broek. ‘Ik ben uitgegleden.’
‘Waarover?’
‘Geen idee.’ Chris veegde opnieuw zijn handen af aan zijn broek. Ze waren nog steeds vies en kleverig. ‘Dat is op dit moment ook niet belangrijk. Vooruit, we moeten verder.’
Chris luisterde, maar inmiddels waren alle geluiden, zowel ingebeelde als echte, verstomd. Er waren hier ook geen schaduwen meer. In plaats daarvan verlichtte het felle licht alle hoeken en gaten.
Hij volgde een rij deuren, die allemaal op slot waren, wat Chris vreemd genoeg kalmeerde, tot hij in het achterste deel van de gang voor een glazen deur bleef staan waarop een bordje hing: bewaking. Door het raam zag hij dezelfde lockers als in de kleedruimtes van het sportcentrum. Blijkbaar konden de bewakers zich hier omkleden.
Chris liep als eerste naar binnen, gevolgd door Ben. Ze keken om zich heen. Op de twaalf lockers stonden de namen van de bewakers. De ruimte was brandschoon, bijna als in een kazerne.
‘Hier verstoppen ze zich dus,’ mompelde Benjamin terwijl hij van kast naar kast liep. ‘Hé, hier is de locker van je vriend Steve. Ik zou dolgraag willen weten wat hij daarin bewaart.’
Chris gaf geen antwoord. Hij had dringende behoefte om zijn handen te wassen. Hij veegde ze voortdurend aan zijn broek af, maar de vlekken gingen niet weg, en hoe meer hij veegde, des te viezer zijn handen begonnen te ruiken.
Hij liep naar een deur links van hem, duwde die open en zag een rij wastafels voor zich. Trillend draaide hij de kraan open, liet warm water over zijn handen lopen en wilde net zijn gezicht wassen, toen… Shit, wat was dat? Waarom kleurde het water rood? Het zag eruit als… bloed? Had hij bloed aan zijn handen?
Geschokt liet hij vloeibare zeep uit de houder aan de muur op zijn handen lopen, hield ze onder de kraan en waste ze telkens weer, ook toen het water helder bleef. Hij baadde in het zweet en zijn hart sloeg zo snel dat hij er misselijk van werd. Toen hij opkeek zag hij zijn gezicht in de spiegel boven de wastafel. Hij was zo wit als de douchegordijnen die achter zijn rug zachtjes bewogen. En dat was niet alles. Hij zag nog iets in de spiegel: onder het douchegordijn stak iets zwarts uit.
Hij merkte nauwelijks dat Benjamin de wasruimte binnen kwam en mompelde: ‘Shit, wat is hier aan de hand?’
Chris besefte dat hij een zwarte schoen, een donkergrijze sok en… naakte huid zag. En op de vloer zat een bloedspoor dat doorliep op het douchegordijn. Inmiddels kon hij de lucht niet langer negeren. Het rook onaangenaam bitter, naar metaal en zweet. Alleen iemand die al een hele tijd geen schone kleren had aangetrokken, stonk zo.
‘Wat is hier gebeurd?’ Hij zag in de spiegel dat Benjamin naar het douchegordijn staarde.
Chris draaide zich langzaam om. Hij hoefde maar drie passen te zetten. Waarschijnlijk was het beter geweest om gewoon weg te lopen, maar dat was onmogelijk als je wist dat je een wit douchegordijn met bloedvlekken opzij moest trekken om te begrijpen wat er was gebeurd.
‘Wat is dat?’ hoorde hij Benjamin vragen.
Is hij blind, dacht Chris. Ziet hij niet wat ik zie? Ruikt hij het niet? Is hij alle films vergeten waarin zo’n scène voorkomt? Hij gaf geen antwoord, maar liep verder. De tegelvloer was nat en glibberig. Hij liep om de schoen heen, stak zijn hand uit, haalde diep adem en trok het gordijn opzij.
Chris had het tafereel dat hij voor zich zag verwacht, maar dat was geen troost en bood geen bescherming tegen de walging, waardoor hij begon te kokhalzen.
De man lag in elkaar gezakt op de vloer van de douche en bewoog niet. Het grijze haar stond omhoog en er kleefde bloed in, alsof het met ultrasterke haargel in model was gebracht. Het was Ted Baker en hij was duidelijk dood.
‘Jezus, wat een puinzooi!’
Chris had nog nooit meegemaakt dat Benjamin zijn zelfbeheersing verloor, maar toen hij weer overeind kwam hadden zijn blauwe ogen, die hij als zijn belangrijkste zintuig beschouwde, alle kleur verloren. Er lag een zeldzame uitdrukking in die Chris maar moeilijk kon duiden. Het leek een combinatie van angst, ontzetting… en kille nieuwsgierigheid.
‘Jezus,’ herhaalde Benjamin. ‘Wat moeten we nu doen?’