‘Als je het mij vraagt komt het van beneden,’ zei Benjamin.
‘Maar daar zijn we net geweest en toen kwam het van boven!’ antwoordde Chris.
‘Ik weet het.’
Ze hadden het eind van de gang bereikt, waar opnieuw een deur was. Er hing een waarschuwingsbord op dat de studenten van Grace maar al te goed kenden van het meer. De eerste keer dat ze een van de borden met de tekst verboden terrein. toegang voor onbevoegden streng verboden hadden gezien, waren ze op weg geweest naar het rampzalige welkomstfeest bij het boothuis.
Chris’ schoenen piepten en het volgende moment stapte hij ergens in en gleed uit. Terwijl hij overeind probeerde te blijven greep hij in iets vochtigs.
‘Shit!’ vloekte hij.
‘Hé, Chris, leef je nog?’ hoorde hij Benjamin vragen.
Chris kwam overeind en veegde zijn handen af aan zijn spijkerbroek. Ze bleven kleverig, maar dat was nu niet belangrijk. Gebiologeerd liep hij verder. Achter de deur hoorden ze iets. Het krabben en schrapen aan de andere kant kon hij zich toch niet verbeelden?
‘Jezus, Chris,’ fluisterde Benjamin. ‘Als je op dit moment zou beweren dat we een weerwolf achter de deur vinden, zou ik je nog geloven ook.’
‘Kalm maar,’ antwoordde Chris. ‘Dat is geen weerwolf.’
‘Hoe weet je dat? Ik geloof inmiddels alles.’
‘Het is vandaag geen vollemaan,’ antwoordde Chris met op elkaar geklemde kaken terwijl hij de deurkruk naar beneden drukte en de deur openduwde. Chris dacht een zwarte schaduw te zien, die binnen een paar seconden met de duisternis versmolt.
‘Hé, kerel, hier staan absoluut te veel deuren open.’ Ben probeerde een nonchalante toon aan te slaan, maar dat mislukte helemaal.
Hij had gelijk. Eerst de toegangsdeur naar de eerste kelderverdieping, waarvoor ze niet eens een chipkaart of een sleutel nodig hadden gehad. En nu dit.
‘We hadden een zaklantaarn mee moeten nemen,’ zei Chris om zichzelf af te leiden.
Het volgende moment verlichtte een smalle lichtkegel de omgeving. ‘Er zijn mensen die nooit zonder paraplu van huis gaan, maar op Grace is er iets wat nog veel vaker nodig is.’
‘Jezus,’ mompelde Chris hoofdschuddend. ‘Jij bent een megafreak.’ Hij keek zenuwachtig om zich heen. ‘Gaan we echt…?’
‘Als een dode het waagt om langs hem te sluipen, dan boort hij zijn tanden diep en pijnlijk in het vlees van de vluchtende en sleept hij hem terug…’
‘Dante?’ vroeg Chris.
‘Nee, Homer! De Odyssee moet je toch kennen…’
Benjamins stem stokte. Het zwakke lichtschijnsel van zijn zaklantaarn toonde iets waarmee ze allebei geen rekening hadden gehouden. Ze bevonden zich niet, zoals ze hadden verwacht, in een andere kelderruimte, maar stonden voor een wenteltrap met metalen treden, die schijnbaar eindeloos naar de duisternis onder hen leidde.
Het gejank was gestopt, maar er drong een gedempt geluid tot hen door, alsof er iets tegen metaal tikte. Alsof er iets voor hen vluchtte… of hun de weg wees.
Chris moest ineens aan Julia denken. Ze was samen met Debbie in het appartement en Rose was in de lege mensa.
Draai je om, dacht hij. Ga naar Julia, je hebt haar beloofd dat je meteen terug zou komen. Je moet haar beschermen.
Terwijl hij dat dacht, zette hij zijn voet op de eerste traptrede. Wat ze daar beneden ook zouden vinden, één ding was duidelijk: de zwarte schaduw was niet gewoon opgelost, maar moest ergens onder hen zijn.
Het gejank begon weer. Deze keer klonk het als een noodkreet.
18
De treden leidden eindeloos de diepte in; dat gevoel had Chris in elk geval. Ze moesten de tweede kelderverdieping allang gepasseerd zijn en toch gingen ze nog steeds naar beneden, voortdurend in een kringetje, tot Chris er helemaal duizelig van werd.
De trap leek op een van de noodtrappen die sommige gebouwen hadden in plaats van een brandladder. Hij was alleen breder, zodat ze probleemloos naast elkaar konden lopen.
Chris was daar blij om, ook al gaf hij dat niet graag toe. Het ontbreekt er nog maar aan dat je Bens hand vastpakt, dacht hij. Jezus, beheers je een beetje. Dat lukte echter niet. Misschien kwam het door het gejank dat ze onder zich hoorden, of door het feit dat ze meer dan tien meter onder de aarde waren en aan alle kanten waren omgeven door massieve rots. Hij voelde dat hij trilde.
Eindelijk zag hij het eind van de trap in de zwakke lichtstraal van Benjamins zaklamp. Opnieuw lag er een lange gang voor hen. Hoeveel kilometer hadden ze vandaag al afgelegd in dit gebouw? Hoeveel trappen waren ze op en af gelopen? Hoeveel deuren hadden ze geopend in deze afschuwelijke bunker?
‘Kijk eens of je een lichtschakelaar ziet, Ben!’
Benjamin scheen met de zaklamp op de muur en even later werd de ruimte verlicht door tl-licht dat zo fel was dat het pijn deed aan hun ogen. Chris deed een paar stappen naar voren om het bordje op een van de grijze deuren te kunnen ontcijferen: technische ruimte i – verwarmingscentrale.