De bewakersruimte vertoonde niet veel overeenkomst met een kantoor. Chris zag een enorme hoeveelheid beelden van lege gangen, trappen en lokalen, die afkomstig waren van de beeldschermen die overal stonden en hingen. Het leek wel een zwart-witcollage van een spookcollege.
Recht tegenover hem hing een flatscreen, waarop een kleumende verslaggeefster van cnn tegen de wind vocht terwijl ze in een microfoon schreeuwde. Het geluid stond uit, maar de beelden van een snelweg die was bedekt met een dikke laag sneeuw spraken voor zich. De auto’s waren nauwelijks te herkennen. Op het volgende beeld werd een luchthaven getoond, met een hangar waarvan het dak onder het gewicht van de sneeuwmassa was ingestort. Overal zag hij draaiende blauwe lichten van ambulances.
‘Hé, jullie zijn beter uitgerust dan de nasa,’ hoorde hij Benjamin roepen. ‘Hoeveel camera’s hangen er in het gebouw?’
‘Geen idee,’ antwoordde Steve. Hij liet zich op een van de stoelen vallen en begon op het toetsenbord voor hem te typen. ‘Maar ik kan je wel vertellen dat ons niets ontgaat. Als jullie dus willen weten waar jullie vriendinnen zich mee bezighouden, kom je gewoon naar mij toe.’
Er verscheen een nieuw beeld op de monitor en Chris zag Rose, Debbie en Julia uit de lift komen. Hij zag dat Julia de sleutel in het slot van appartement 213 stak. Ze draaide haar hoofd en hij zag haar profiel. Het schouderlange, lichtbruine haar omlijstte haar uitgeputte gezicht, dat hem een fractie van een seconde aanstaarde alsof ze wist dat hij naar haar keek.
Hij keek naar Steve en het onaangename glimlachje dat op zijn lippen verscheen. ‘Leuk meisje, die vriendin van je,’ zei hij met zijn weerzinwekkende Texaanse accent.
Die vent was echt om van te kotsen. Net als vanochtend had Chris het liefst zijn vuist in het gezicht van de bewaker geramd.
Het volgende moment verdwenen de meisjes in het appartement en was de gang weer leeg.
Steve toetste een nummer op zijn mobiel in, maar blijkbaar nam er niemand op. Met het mobieltje nog steeds aan zijn oor draaide hij zich naar Chris. ‘Waarom zijn jullie teruggekomen?’
Chris had het koud in zijn natte kleding. Hij wilde niets liever dan een warme douche nemen en droge kleren aantrekken, maar hij had het nog niet helemaal opgegeven om uit de vallei te komen. Daarom was hij niet van plan iets over het ongeluk te zeggen. De aanval was de beste verdediging, besloot hij. ‘Die hoop schroot die de school aan ons heeft verhuurd, kunnen jullie vergeten.’ Hij haalde de sleutel van de auto uit zijn zak, liet hem even in de lucht bungelen en gooide hem daarna op het bureau van de bewaker.
Die bromde wat en smeet zijn mobiel gefrustreerd op het bureau. ‘Die verdomde Ted. Waar zit die kerel?’ Hij draaide zich weer naar Chris toe.
‘Wat is er precies gebeurd?’
‘Die hoop schroot is er gewoon mee opgehouden. We moesten teruglopen. Jezus, met dit weer hadden we wel dood kunnen zijn. En nu hebben we zo snel mogelijk een nieuwe auto nodig, zodat we hier eindelijk weg kunnen.’
Steve trok zijn wenkbrauwen op. ‘En waar moet ik die vandaan halen?’ vroeg hij spottend.
‘Dat is jullie probleem, niet het mijne. Ik heb recht op een auto. Het is tenslotte niet mijn schuld dat hij naar de knoppen is. Ik heb hem weken geleden al gereserveerd… en betaald.’
‘Jullie rijke studenten zijn allemaal hetzelfde. Jullie denken dat jullie alles kunnen kopen. Bel je rijke pappie gewoon en vraag hem om de sneeuwstorm te annuleren. Dan lukt het je daarna ook vast wel om een auto te regelen.’
Ben bemoeide zich ermee. ‘Hé, man…’
Hij werd onderbroken doordat de mobiel van Steve oplichtte, die hem van het bureau pakte en opnam.
‘Ja?’
Chris hoorde een opgewonden stem.
Steve pakte de afstandsbediening en gaf die aan Benjamin. ‘Zet hem eens op de regionale zender.’
Benjamin zapte langs de zenders tot hij bij Vancouver Channel was. Chris kon het eerste moment maar weinig op het beeldscherm onderscheiden, tot hij een auto zag die blijkbaar over de kop was geslagen en de weg blokkeerde. Het wrak was helemaal met sneeuw bedekt, maar hij dacht te zien dat de auto een lichte kleur had. Een verslaggeefster met een dikke muts en een gewatteerde zwarte jas stond voor een sneeuwverstuiving, een enorme met vacht beklede microfoon in haar hand. Op de achtergrond waren de knipperlichten van ambulances en politiewagens voor een brug te zien. De storm- gierde boven de stem uit, zodat er alleen fragmenten te horen waren. ‘Weg 667 naar Fields… afgesloten.’
‘Dat is onze weg!’ riep Benjamin. ‘Hé, ze sluiten onze weg af! Zijn ze stapelgek geworden?’
‘Ik heb jullie toch gewaarschuwd?’ zei Steve terwijl hij zijn mobiel weglegde. ‘Jullie hadden eerder moeten vertrekken.’