Het was echt een opmerking voor Benjamin. Het volgende moment zwaaide hij zijn voet naar boven en vond hij houvast op de eerste geleider boven de grond.
Een enorme windstoot trof het gebouw en de metalen constructie kraakte. Hij zag dat Benjamin zijn hand naar boven uitstrekte en zich aan de metalen geleider omhoogtrok. Even later had hij de tweede rij ramen bereikt. Hij draaide zich om. ‘Hé, waar wacht je op?’ riep hij.
Er klonk gejank, als van een motor die op hoge toeren liep, maar het geluid werd blijkbaar door de woedenDe storm- voortgebracht. Chris huiverde, pakte de metalen geleider vast en trok zich met alle kracht die hij in zich had omhoog.
‘Pas op! Die geleiders zijn hartstikke glad doordat er ijs op zit!’ drong Benjamins stem tot hem door.
‘Maak je geen zorgen,’ antwoordde Chris. ‘Ik kan niet wegglijden. Mijn handen zijn al vastgevroren.’
Ben lachte. Het klonk ijl in het kabaal van de wind.
Chris keek naar boven. Daarna sloot hij zich overal voor af; hij begon omhoog te klimmen en vond langzamerhand een ritme. Sinds ze op de Ghost waren geweest, had hij samen met Katie een aantal bergwanden rond het schoolgebouw beklommen. Ze had hem veel geleerd.
De geleiders staken zo ver uit dat ze zich er moeiteloos aan vast konden houden. Bij goed weer zouden ze in een paar minuten boven zijn geweest, maar door de wind kostte het veel tijd, omdat ze telkens weer hun evenwicht verloren. En hoe hoger ze kwamen, des te kouder het werd.
‘Hou je goed vast, sukkel!’ hoorde hij Benjamin roepen.
Hij keek omhoog en zag dat zijn vriend inmiddels op het schuine dak lag en de camera op hem gericht had. Chris moest nog twee ramen omhoogklimmen.
‘Dit is krankzinnig,’ mompelde Chris, waarna hij het woord in zijn hoofd herhaalde: krankzinnig, krankzinnig, krankzinnig.
Hij was weer een raam hoger gekomen. Nog maar één raam te gaan. Hij stak zijn hand uit, klampte zich vast aan het koude metaal, zwaaide zijn been omhoog en vond houvast. Daarna herhaalde hij de beweging.
Stop! Een windstoot trof hem van achteren. Hij voelde de ruiten trillen, hoorde het stalen geraamte gonzen en wachtte, met zijn lichaam dicht tegen het raam gedrukt, tot hij verder kon klimmen. Toch nog sneller dan hij had verwacht, lukte het hem en lag hij plat op het schuine dak.
‘Zorg dat je je voeten op de randen houdt,’ riep Benjamin.
‘Denk je dat ik levensmoe ben?’ riep Chris terug.
‘Geen idee!’ Ben lachte hinnikend. ‘Maar als je geluk hebt is het water onder je verwarmd.’
Op het dak lag al een dikke laag sneeuw en het was niet goed te zien waar het ene raam eindigde en het volgende begon. Chris hield zich met zijn rechterhand vast en veegde de ijskoude sneeuw weg.
Het bassin lag een meter of acht onder hen. Er brandde geen licht in de hal, maar hij dacht dat hij de tegelvloer zag. Hij had het een prettiger idee gevonden als hij boven het water had gelegen. Als hij hier door het dak viel, kwam hij op de tegels terecht. Benjamin leek zich daar ook bewust van te zijn, want hij hield voor één keer zijn mond.
Chris duwde zijn lichaam tegen het glas. Zijn kleding was doorweekt, maar hij had geen tijd om de kou te voelen. Terwijl hij zich met twee handen vastklampte aan de geleider boven hem, zocht hij houvast op de geleider onder hem. Tegelijkertijd schoof hij naar rechts, tot zijn linkerarm helemaal gestrekt was.
Oké, nu moest hij loslaten. Eén seconde zweefde hij in de lucht, waarna hij zijn gewicht verplaatste en centimeter voor centimeter verder schoof, tot de geleider in zijn bovenlichaam boorde. En nu? Hij keek snel naar rechts en zag dat de volgende geleider een centimeter of tien van zijn vingertoppen verwijderd was.
Zijn hart bonkte zo hard in zijn oren dat het geluid het dreunen van de wind zelfs overstemde, wat goed was. Hij mocht niet denken. Gewoon nergens aan denken. Alleen dat hij verder moest.
Hij liet zijn rechterhand los en een korte, maar krachtige windstoot duwde hem naar achteren. Zijn hart zou zo meteen uit elkaar barsten van spanning. O god, hij voelde dat hij in de lucht hing en zijn benen begonnen te trillen. Vasthouden! Hou je ergens aan vast!
Als door een wonder lukte het hem de metalen geleider weer vast te pakken. Was dat geluk? Het lot? Waarom blies de wind hem niet naar beneden? Waarom gleden zijn voeten niet weg op de met ijs bedekte geleider? Was dat niet reëler dan dat het hem inderdaad lukte om steeds verder te klimmen?
‘Het komt doordat “het” dat zo wil.’
Zijn vader had in zijn armzalige, vernederende ziekenhuisbed gelegen en alleen zijn lichaam leek nog te functioneren, terwijl zijn verstand allang vertrokken was, naar een andere wereld, die buiten Chris’ bewustzijn lag.
Het.
Het eerste moment had Chris gedacht dat zijn vader met ‘het’ de naamloze ontzetting bedoelde die Stephen King in zijn thriller had beschreven.