‘Jezus, man, dit is echt gevaarlijk.’ Benjamin klonk behoorlijk zenuwachtig. ‘De auto dampt als een verwarmingsketel.’
‘Schiet dan op!’
Eindelijk kwam Debbies slappe lichaam in beweging. Haar hoofd sleepte over de achterbank. Chris tilde haar op en samen met Ben lukte het hem om het bewusteloze meisje uit de auto te krijgen.
Debbie kwam bij doordat wat natte sneeuw, die door de wind van de bomen was gewaaid, haar gezicht raakte.
Julia boog zich over haar heen en vroeg: ‘Heb je ergens pijn?’
Debbie staarde haar verward aan.
‘Debbie! Heb je ergens pijn?’
In plaats van antwoord te geven vroeg Debbie met opengesperde ogen: ‘Wat heeft hij gedaan, Julia? Vertel je het me?’
Vanuit zijn ooghoeken zag Chris de vlammen langs de voorruit omhoogslaan. Hij hoorde knetteren en wist dat de auto elk moment kon exploderen. Hij trok Julia aan haar arm omhoog en schreeuwde: ‘Rennen!’
Daarna pakte hij Debbie onder haar oksels en sleepte haar door de sneeuw, zo ver mogelijk bij de auto vandaan. Ze waren nog geen tien meter weg toen de voorruit uiteenbarstte in duizend splinters, die in de lucht werden geslingerd en zich met de sneeuwvlokken vermengden. Stukjes glas glinsterden tussen de sneeuwkristallen en vielen langzaam naar beneden. En alles werd verlicht door het roodachtige schijnsel van het vuur. Vlammen schoten naar de hemel. Stukken slang, ventielen, schroeven, gesmolten plastic delen en verkoolde kabels vlogen door de lucht, vielen op de grond en werden vlak daarna bedekt door de sneeuw, die zo dicht viel alsof de vlokken gewoon uit de hemel werden gekieperd.
Plotseling was het voorbij. Het enige geluid dat in het stille bos klonk was Debbies gesnik, dat langzaam overging in een gehuil alsof er een roedel wolven tussen de bomen door rende.
Zwijgend keken ze toe hoe de motor van de auto uitbrandde.
‘Jezus, wat was er met jou aan de hand, Chris?’ hoorde Chris Benjamin naast zich zeggen.
‘Geen idee. Het was de auto. Ik had hem ineens niet meer onder controle.’
‘Er is iets niet in orde met Debbie,’ onderbrak Julia hen. Ze had haar donkerbruine jack uitgetrokken, zodat Debbie erop kon zitten.
‘Je bevriest nog,’ mompelde Chris. Hij trok zijn eigen jack uit en sloeg dat om Julia’s schouders.
‘Debbie heeft een shock.’
Debbie leek inderdaad afwezig. Haar ogen staarden in het niets en ze klappertandde van de kou en de opwinding. ‘Er was iets,’ fluisterde ze. ‘In het bos. Hebben jullie het ook gezien?’
‘Deb!’ Rose legde haar handen om Debbies gezicht. ‘Deb, word wakker! We hebben een ongeluk gehad.’
Debbie begon te gillen en sloeg Rose’ handen weg.
‘Wat is er met haar aan de hand?’ Benjamin schudde zijn hoofd.
Rose gaf het niet op. ‘Deb, Debbie, kijk me aan, oké? Kijk in mijn ogen. Ja, zo, en probeer je te concentreren. Heb je ergens pijn?’
Het lukte haar blijkbaar om tot Debbie door te dringen. Het meisje leek langzamerhand te beseffen wat er was gebeurd en haar gezicht, dat net nog lijkbleek was geweest, werd plotseling rood van woede. ‘Jullie hebben het gezien! Jullie hebben het allemaal gezien!’ Debbie sprong overeind, rende naar Chris toe en stompte tegen zijn borstkas. ‘Het is jouw schuld! Je reed als een idioot! Ik heb toch gezegd dat je langzamer moest rijden?!’
‘Nee,’ zei Chris. ‘Het waren de…’
Debbie begon hysterisch te snikken en liet zich in Rose’ armen vallen. ‘Je hebt me bijna vermoord! En dat had je nog fijn gevonden ook, hè?’
Op een bepaald moment zou Chris haar zo’n klap in haar gezicht geven dat haar mond opzwol als een luchtballon en ze nauwelijks nog adem kon halen. Hij voelde zich misselijk worden. Duizeligmakend misselijk. Luister niet naar haar, dacht hij. Kalmeer. Alleen Debbie verwijt je iets, de anderen niet.
Hij voelde opnieuw hoe zijn voet het rempedaal intrapte. De auto had niet gereageerd. Ze hadden allemaal wel dood kunnen zijn. Julia had wel dood kunnen zijn.
‘Is alles in orde, Julia?’ hoorde hij zichzelf vragen. ‘Is alles goed met je?’
‘En ik? Waarom vraag je het niet aan mij?’ Debbie snikte nu niet meer. Ze schreeuwde. ‘Hij reed te hard. Dat klopt toch, Rose? Hij reed te hard en het is zijn schuld, schuld, schuld!’
‘Hou je bek, Debbie, hou gewoon je bek!’ riep hij terug.
Ze begon weer te huilen.
Een tijdlang zwegen ze allemaal, terwijl ze luisterden naar Debbies gesnik en het gejank van de wind die de sneeuw van de bomen veegde.
‘Oké,’ zei Benjamin in de stilte. ‘Dit is waarschijnlijk het einde van onze reis.’
‘Afwachten,’ antwoordde Chris. Hij wilde voor geen prijs het weekend in de vallei doorbrengen. Hij moest hier weg, anders werd hij krankzinnig.