Nikos keek naar de foto’s. Zijn mond vertrok van afkeer alvorens hij ze opzijschoof. ‘In dit artikel staat dat Brunel ontkende te weten hoe de dame in kwestie aan haar verwondingen was gekomen. Hij beweert dat ze hem erin heeft geluisd.’
‘Waarom zou ze dat doen?’ vroeg Mia stomverbaasd.
‘Om het aardige bedragje te ontvangen dat ze uiteindelijk heeft gekregen?’
‘En die baby dan?’
‘Die kan van iedereen zijn,’ zei hij schokschouderend.
‘Dat is wel een heel erg cynische kijk op de situatie,’ stoof Mia op. ‘Dat kun je nooit zeker weten en –’
‘Je kunt ook niet zeker weten dat Brunels versie de waarheid niet is,’ onderbrak Nikos haar met vlijmscherpe logica. ‘Ik denk dat de waarheid ergens in het midden ligt, maar daar zullen we wel nooit achter komen.’ Het papier terzijde leggend, keek hij haar aan. ‘Vertel me nu nog eens waarom je dit in je rapport hebt opgenomen.’
Mia wipte van de ene voet op de andere, onwillig om de vraag te beantwoorden. ‘Ik… Ik mag hem niet,’ bracht ze eindelijk uit.
Deze keer gingen beide zwarte wenkbrauwen omhoog. ‘Maar je hebt hem maar één keer ontmoet, bij die lunch.’
‘Ik voel me niet op mijn gemak bij hem…’
Plotseling was het gedaan met Nikos’ kalme houding. Hij boog naar voren en commandeerde: ‘Verklaar je nader.’
‘Ik… Nee.’ Blozend sloeg Mia haar ogen neer.
‘Dat doe je wel, Mia, en wel nu!’
‘Waarom ben je boos op me?’ vroeg ze. ‘Je gaf me opdracht om alles te zoeken wat ik maar kon vinden over Lassiter-Brunel. Ik heb die artikelen gevonden. Heb je liever dat ik doe alsof ik ze niet had gevonden?’
Ze probeerde op een ander onderwerp over te stappen, besefte Nikos. Hij dacht terug aan de werklunch met John Lassiter en Anton Brunel eerder die week. De twee waren knappe, arrogant zelfverzekerde, keiharde zakenmannen – eigenschappen waar niets mee mis was bij mensen die naar succes streefden.
Zijn assistente had echter haar sexy rode zomerjurkje gedragen, dat strak om haar volle borsten zat. Dat kleine bolerootje dat ze eroverheen had gedragen, had niets bedekt wat ertoe deed, en haar haren waren losjes naar achteren vastgezet met een rode klem. Ze had er uitgezien als een exotische bloem in een kamer vol met bezadigde donkere pakken. Elke keer wanneer ze haar grote blauwe ogen over de tafel had laten dwalen, waren de andere twee mannen de draad van het gesprek kwijtgeraakt. Weelderige rode lippenstift, herinnerde Nikos zich. De warme en hese tonen van haar Italiaanse accent wanneer ze de moed vond iets te zeggen.
In een poging plotseling opkomende, ongewenste gevoelens te onderdrukken, sprong hij overeind met de sierlijke beweging van een springende kat. ‘Ik wil weten waarom je Anton Brunel niet mag,’ drong hij aan. ‘Heeft hij iets beledigends tegen je gezegd?’ vroeg hij scherp. ‘Heeft hij avances gemaakt?’
Inmiddels wensend dat ze het artikel had gelaten voor wat het was, nam Mia ongemakkelijk een andere houding aan. ‘Nee.’
‘Wat dan?’ drong hij aan.
‘Het was n-niets!’ Haar ogen werden groot van schrik toen hij om zijn bureau heen kwam lopen en pas vlak voor haar stilhield. Dreigend keek hij op haar neer, terwijl hij hoog boven haar uittorende. Geïntimideerd door zijn houding, deed Mia een stap achteruit. ‘W-Wat is er met jou aan de hand?’ piepte ze.
‘Geef antwoord.’ Nikos stapte weer dichterbij, haar volgende stap naar achteren voorkomend door haar bij haar armen te pakken.
De druk van zijn vingers bezorgde haar een scheut warmte door haar schouders. Snel probeerde Mia de sensatie met een stortvloed van woorden te verbergen. ‘Hij-Hij zei iets waaraan ik aanstoot nam t-toen we weggingen en jij met John Lassiter stond te praten.’
‘Wat zei hij dan? En kijk me aan als je tegen me spreekt,’ grauwde Nikos geërgerd. ‘Het maakt me woedend als je je ogen zo voor me verbergt.’
Met ingehouden adem deed Mia wat haar gevraagd werd. Het volgende moment keek ze in een paar glanzende donkere ogen, waarin een vuur brandde dat ze daar nooit eerder had gezien. Even vergat ze waarover ze het hadden, en ze sloot haar ogen in een poging het zich te herinneren.
‘Voor de draad ermee,’ beval Nikos.
Mia knipperde met haar ogen. De lange pikzwarte oogharen vormden een trillende omlijsting voor het opvallende blauw van haar ogen. ‘Hij… Hij beweerde dat ik naar hem lonkte, en daarna maakte hij een persoonlijke opmerking over jou en mij,’ verklaarde ze. ‘Het is je eigen schuld, Nikos!’ stoof ze vervolgens op voordat hij kon reageren. ‘Ik moet je volgen als een hond aan een lijn! Je kijkt boos naar me als ik me beweeg. Je kijkt boos naar me als ik lach. Je zit aan mijn haar, mijn arm, mijn vingers als ik ze op tafel leg. Onder het lopen laat je je hand om mijn middel glijden! En moet je jezelf nu eens zien! Je houdt me vast alsof je daar het recht toe hebt! Die afschuwelijke man moet je signalen verkeerd hebben geïnterpreteerd en waagde het om tegen me te zeggen dat hij ook graag een stukje wilde van wat ik aan j-jou gaf!’