De spiegelwanden in de lift toonden haar doodsbleke gezicht. Vanwege haar trillende benen was ze gedwongen in de hoek te leunen. ‘Incinta…’ Ze zag haar lippen een woord vormen waarvan de betekenis nog steeds niet echt tot haar wilde doordringen. Ze probeerde het zelfs in het Engels te fluisteren, maar kon ineens niet meer op het woord komen. Haar ogen zagen eruit als twee donkere poelen in haar bleke gezicht. Er kwam weer een vlaag van misselijkheid opzetten. Ze drukte haar handen tegen haar buik in de hoop dat dat zou helpen.
De lift stopte, en de deuren schoven open. Toen ze naar buiten wankelde, botste ze bijna tegen een grote man op. Ze keek op en bleef als aan de grond genageld staan.
Nikos! Gekleed in een grijs pak met een goudkleurige das en een hagelwit overhemd, zag hij er onthutsend elegant en aantrekkelijk uit, en hij voelde zo echt aan, dat Mia helemaal op tilt sloeg. Alle geschokte, bange, rauwe emoties waarmee ze de hele middag had geworsteld, kwamen naar buiten in een aanval van hulpeloze razernij.
Ze haalde naar hem uit en slaagde erin een salvo van slagen op zijn borst te geven voordat hij haar vuisten te pakken kreeg. ‘Wat doe je hier?’ Ze keek op naar zijn walgelijk knappe gezicht. ‘Je zou te beschaamd moeten zijn om je gezicht te laten zien!’
‘Mia –’
‘Waag het niet om mijn naam uit te spreken!’ zei ze met verstikte stem, onderwijl als een gek aan haar vuisten rukkend. ‘Jij hebt me in mijn moeder veranderd, en daar háát ik je om! En dat zal ik voor altijd blijven doen!’
Na een laatste ruk liet hij haar los. Snel glipte ze om hem heen, te zeer verzonken in haar gevoelens om te merken dat hij gedurende haar aanval niets had gedaan, alleen haar vuisten had gepakt.
Haar benen voelden slap aan toen ze probeerde te lopen; het misselijke gevoel had nu haar keel bereikt. Toen ze probeerde haar blik op haar deur te richten, verbaasde het haar niet eens dat de muren van de hal begonnen te golven. Om zich heen graaiend naar iets waaraan ze zich kon vasthouden, sloot ze haar trillende vingers om een gespierde, in zijde gestoken arm.
Met glazige ogen staarde Mia naar zijn fronsende gezicht. Ze had hem niet horen lopen. Misschien had hij dat ook niet gedaan en was hij een optische illusie, net als de golvende muren en de schommelende vloer.
Toen begon alles op haar af te komen. ‘Nikos,’ fluisterde ze, net voordat ze begon weg te zakken.
Toen ze bijkwam, lag ze op een lange zachte leren bank. Nikos zat geknield naast haar in zijn mobieltje te praten en hield haar hand stevig vast.
Terwijl ze een onwillige blik over zijn profiel liet glijden, merkte ze vaag op dat hij er gestrest uitzag. Het elegante was er ook af; hij had zijn stropdas losgetrokken en twee knopen van zijn overhemd losgemaakt. Er was spanning zichtbaar in zijn nekspieren en in zijn kaken.
Hoelang was ze bewusteloos geweest? Het duurde verscheidene seconden voordat ze zich het volledige drama herinnerde dat ze had opgevoerd alvorens aan zijn voeten in zwijm te vallen. Als een waanzinnige had ze hem aangevallen. Ze had hem niet eens de kans gegeven iets te zeggen. Ze zag zijn verbijsterde gezicht weer voor zich toen ze haar woede over hem had uitgestort. Toen herinnerde ze zich waaróm ze zo tekeer was gegaan, en er ontsnapte haar een snikje.
Zijn gesprek stopte. Felle ogen met een zeer vreemde uitdrukking erin richtten zich op de hare, en de vingers die haar hand vasthielden, verstevigden hun greep.
‘Je bent flauwgevallen,’ zei hij alsof ze te stom was om dat zelf te snappen.
Mia zei niets.
‘Je bent in mijn woning,’ voegde hij eraan toe nadat hij haar koele gezicht onderzoekend had bekeken. ‘Ik heb je naar binnen gedragen. Ik ben me rot geschrokken.’
Hij was zich rot geschrokken? Wat dacht hij van haar? Ze had hem niet voor niets aangevallen, zoals hij gauw genoeg zou merken wanneer ze het hem vertelde. Als ze het hem vertelde.
‘Dus ik heb een dokter laten komen.’
Mia trok haar hand los. ‘Dat was niet nodig.’
‘Voor mij wel.’
Heel voorzichtig, voor het geval haar zwakke maag weer zou opspelen, kwam ze overeind. Omdat ze nog draaierig in haar hoofd was, moest ze wel op de bank blijven zitten hoewel ze het liefst was opgestaan en weggelopen zonder nog een woord tegen hem te zeggen.
Incinta…
‘Je bent afgevallen.’
Ze keek naar hem op en zag dat hij een paar stappen van haar af stond. Met zijn boomlange gestalte blokkeerde hij het meeste licht dat door het raam achter hem naar binnen viel. Zijn gezichtsuitdrukking kon ze niet zien, maar ze voelde de spanning van hem af stralen.
‘Je kunt die dokter maar beter afbellen,’ zei ze. ‘Ik ben niet ziek.’ Om het te bewijzen, dwong ze zichzelf op te staan. ‘Ik heb alleen maar honger omdat ik vandaag niet heb gegeten.’