‘Zo,’ zei Sophie, ‘dát klonk bitter.’
Mia was blij dat het bevestigd werd. Ze hoopte de bitterheid die ze voor Nikos voelde uit te bouwen tot ze erin geslaagd zou zijn de gevoelens van hopeloosheid, nutteloze liefde en haat uit te bannen.
Slechts uit trots ging ze maandag naar haar werk. Daar constateerde ze dat ze het onderwerp was van vermoeide blikken en uiterst gereserveerde lachjes. Pas toen herinnerde ze zich de kus op het zonnige parkeerterrein waarvan elke werknemer in het gebouw intussen deelgenoot was en die alle natuurlijke vriendelijkheid die haar de voorgaande weken ten deel was gevallen had weggevaagd.
‘Wat dacht jij dan?’ vroeg Fiona haar. ‘Je kunt geen relatie met je baas hebben en van iedereen verwachten dat ze je blijven behandelen als een van hen. Je bent een Balfour. Hij is miljardair. Je hebt hun oorspronkelijke verwachtingen van jou bevestigd.’
Wat kon ze aanvoeren om zich te verdedigen? Dat de kus een soort straf was geweest omdat ze hem met een ezel had vergeleken? Of dat hij de kus had gebruikt om de man van de boekhouding af te schrikken omdat hij geloofde dat die niet was komen opdagen voor een afspraakje met haar? Ze kon maar beter haar mond houden.
Tegen het eind van de week had ze een denkbeeldige muur om zichzelf opgetrokken om zichzelf te beschermen, zodat niets anders haar wankele beheersing in gevaar kon brengen. Nikos was niet naar Londen teruggekeerd, en ze was met eten gestopt. Ze voelde zich te gekwetst om te eten. Fiona wierp haar voortdurend bezorgde blikken toe.
Zelfs haar tante hoorde het verschil in haar stem als ze elkaar belden. ‘Is er iets mis, Mia?’ vroeg ze.
‘Ik mis je,’ antwoordde ze naar waarheid. Ze miste Tia Giulia en Toscane en de rustige, kalme eenvoud van het leven dat ze daar had geleid.
‘Maar verder ben je blij met je opwindende nieuwe leven?’
Tia Giulia wilde dat ze ja zei. Ze wilde gerustgesteld worden dat ze geen grote vergissing had begaan door Mia over Oscar te vertellen. Dus stelde Mia haar gerust en probeerde opgewekter te klinken als ze belde.
Op zaterdag kwam ze een van Kat Balfours vriendinnen op straat tegen. Bethany was een mooie, levenslustige meid, die veel op Kat leek. Ze praatten over het feest bij D’Lassio, waarbij Bethany niet aanwezig had kunnen zijn om een reden die Mia direct weer vergat. Zo ging dat op het moment: ze kon geen enkele gedachte vasthouden als Nikos er niet in voorkwam. Aan het eind van het gesprek nodigde Bethany haar uit om ’s avonds met haar en nog een stel vriendinnen iets te gaan drinken.
Waarom ook niet, dacht Mia leeg.
Toen ze die avond in de afgesproken wijnbar aankwam, was het er zo druk, dat ze bijna rechtsomkeert maakte, maar Bethany zag en wenkte haar. Bethany’s vriendinnen waren levendig en druk, en tot haar verbazing merkte Mia een uur later dat ze zich bijna amuseerde. De meesten gingen daarna uit eten en vervolgens naar een nachtclub, maar ze moest niet aan eten denken, dus bedankte ze met een smoes die ze ook meteen weer vergat.
De volgende woensdag stond ze op en moest meteen naar de badkamer rennen om over te geven. Toen zich dat de volgende ochtenden herhaalde, besloot ze dat het tijd werd om weer regelmatig te gaan eten.
Die maandag was ze zo ziek, dat Fiona haar bleekheid opmerkte.
‘Ik denk dat ik een virus heb,’ gaf ze toe, waarna ze verklaarde dat ze al dagen af en toe misselijk was.
Met tegenzin liet ze zich door Fiona naar huis sturen, want de hele dag thuis zitten was nog iets erger dan op kantoor zitten wachten tot Nikos verscheen. Hij belde elke dag, maar hij sprak alleen met Fiona. In de tijd dat hij weg was, had hij uit Rome, Athene, New York en Busan gebeld. Busan was heel ver weg, en dat kwam Mia goed uit, zei ze tot zichzelf. Echt waar.
Op woensdag liet Fiona haar een krantenartikel zien over Lassiter-Brunel. Het bedrijf had een anonieme financier gevonden om hen uit de problemen te helpen. Mooi, dacht ze. Misschien is Anton Brunel dan niet meer boos op mij omdat ik zijn deal met Nikos heb verpest.
Op donderdag stond ze te snel op van haar bureau en werd toen zo duizelig, dat ze bijna flauwviel. Bezorgd drong Fiona erop aan dat ze naar een dokter zou gaan omdat het virus niet minder werd. Omdat Mia nog nooit van haar leven een dokter nodig had gehad, had ze geen idee hoe ze er in Londen een moest vinden. Daarom belde ze Sophie, die natuurlijk wilde weten wat er aan de hand was. Nadat ze het had uitgelegd, verwees haar halfzus haar naar de huisarts van de familie. Ze nam een taxi. Zodra ze zijn privévertrekken binnen kwam, wist ze dat ze daar niet wilde zijn. Iets – instinct misschien – vervulde haar met een gevoel van angst. Een halfuur later stapte ze weer naar buiten, zo geschokt en verdoofd, dat ze bijna onder een auto liep. Ze ging niet terug naar kantoor. Ze ging niet terug naar huis. Ze liep alleen maar, tot dorst en uitputting haar uiteindelijk dwongen een taxi naar huis te nemen.