‘O ja, moet ik dat?’ Stoya gooide het dossier met de bekeuring kwaad voor zich op tafel. ‘Denkt u echt dat ik achter de aanwijzingen van een spook aan moet jagen?’
‘Spook?’
Stoya lachte even toen hij de verbaasde uitdrukking in Franks ogen zag.
‘Ik ben het nagegaan. Niemand heeft gisteren de verklaring van ene Alina Gregoriev opgenomen. Geen van mijn mensen heeft haar hier gezien. Ze was niet op het bureau. Begrijp je wat ik wil zeggen?’
Frank luisterde met open mond.
‘Goed, dat is namelijk nog niet alles. Want ook op de computer is niets over haar te vinden. Een Alina Gregoriev staat niet ingeschreven in Berlijn. In heel Duitsland is er geen fysiotherapeute met die naam. Dus bespaar me alsjeblieft je praatjes over een blind medium dat door handoplegging in het verleden kan kijken. Waar heeft Zorbach zijn informatie vandaan, als hij niet zelf de dader is?’
Hij leunde met beide armen op de tafel en keek de stagiair recht in de ogen.
‘En zegt u niet dat het van Alina Gregoriev komt. Want die vrouw bestáát niet!’
27
(NOG 3 UUR EN 31 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)
ALEXANDER ZORBACH (IK)
IK VOELDE HET. ALINA STOND OP HET PUNT ZICH IN ZICHZELF TErug te trekken. Dat vertelde haar lichaamstaal me: de voor haar borst over elkaar geslagen armen, de stevig tegen elkaar gedrukte benen en de omlaaggetrokken mondhoeken. Ondanks haar mannelijke voorkomen met cowboylaarzen en een verstelde spijkerbroek zag ze eruit als een klein, koppig meisje, dat mijn raad haar koffie op te drinken zolang hij nog warm was met onbewogen gezicht in de wind sloeg.
Wat is er? Wat voor verschrikkelijks heb je over jezelf ontdekt?
Alina sloot zich af en tegelijkertijd, daar was ik van overtuigd, wilde ze praten. Ze had een uitlaatklep nodig. De vraag was alleen wat uiteindelijk sterker was: de wens psychische ballast af te werpen of de angst om zich bloot te geven.
Al mijn pogingen, zowel die als onderhandelaar als die als journalist, hadden me geleerd iemand die in een dergelijke emotionele spagaat was gevangen niet tot praten te dwingen, maar hem ook niet te veel tijd te geven om na te denken. Het was een wandeling langs de rand van de afgrond.
De beste ervaringen had ik opgedaan als ik het voor mijn gesprekspartner zo veilig mogelijk hield en hij de vraag in zijn slaap kon beantwoorden. Een vraag die hem gegarandeerd al honderdmaal eerder was gesteld.
Bij Alina kon ik er maar één bedenken. ‘Wat is er gebeurd?’
Ik keek naar haar handen, lippen en ogen, of er een lichamelijke reactie te zien was.
‘Je mag het zeggen als je er niet over wilt praten, maar ik zou echt graag willen weten hoe je het licht in je ogen kwijt bent geraakt.’
Ze ademde zwaar. Zoog de lucht in, hield die vast en stootte die in een lange stroom weer uit. Toen zuchtte ze zacht.
‘Het was een ongeluk.’
Ze opende haar oogleden en wees op haar troebele oogbollen, die er in het vale kaarslicht uitzagen als dof gepolijste glasstenen. Toen opende ze de ritssluiting van haar corduroy jack, haalde een pakje sigaretten tevoorschijn en stak er een aan de kaars aan.
‘Het gebeurde tweeëntwintig jaar geleden. Ik was drie jaar en wilde samen met mijn nieuwe vriendinnetje uit de buurt een zandkasteel bouwen. We woonden nog niet zo lang in Californië, nadat we, achter mijn vader aan, de jaren ervoor van het ene project in uitvoering naar het andere waren gejaagd. Maar hier was daddy als ingenieur voor een enorm stuwdamproject nodig dat jaren zou duren, en daarom hadden we voor het eerst een huis in een groene omgeving gekocht. Zo’n typisch Amerikaans geval, met een wit hek en een garage met een oprit.’ Ze zweeg.
‘De garage,’ zei ze alsof ze het tegen zichzelf had.
‘Wat was daarmee?’
Ze inhaleerde een keer diep en blies de rook in de flakkerende kaars. ‘De vorige bewoner had die als werkplaats gebruikt, met een behangtafel, zaagbank, gereedschap aan de muren en verfblikken, waar je je voeten maar neerzette. Mijn vader had zich voorgenomen dat ding zo snel mogelijk leeg te ruimen. Maar ik was sneller.’
Ze snikte.
Nu wordt het serieus. Nu komen we in de rode zone van het geheugen. Daar waar de pijnlijke herinneringen zijn begraven.
‘Toen we voor het bouwen van het zandkasteel een vorm nodig hadden, haalde ik een oud leeg blik uit de garage. Ik was een keurig meisje. Vermoedelijk netter dan nu.’ Ze glimlachte vreugdeloos. ‘In elk geval wilde ik het omspoelen en dat was een vergissing.’
‘Hoezo?’
‘In het blik zat calciumcarbid. Joost mag weten waarvoor de vorige eigenaar dat nodig had. Gelukkig gaf het een harde knal, anders had mijn moeder het ongeluk niet eens zo snel gemerkt.’
Alina knipperde met haar ogen, alsof achter haar nu weer gesloten oogleden een alleen voor haar zichtbare film werd gedraaid.