‘Stop, nee, kom niet dichterbij!’ snauwde hij tegen haar toen ze tegen hem op botste. Normaal gesproken beschikte ze op onbekend terrein over zoiets als een oriëntatiezin. Die was niet bijzonder uitgesproken en niet steeds aanwezig, maar af en toe voelde ze het als haar iets in de weg stond, bijvoorbeeld omdat de luchtweerstand veranderde vlak voor ze tegen een zwaar ding op liep. Maar hier beneden, in deze koude, misselijkmakende omgeving, was dat niet mogelijk.
Te veel afleiding. Het is te veel voor mijn zintuigen.
Ze hoorde het onaangename sissen, de zuigende pompgeluiden, rook de stank en signaleerde de paniek in Zorbachs stem. Geen wonder dat ze tegen hem aan was gelopen en zichzelf met een plompe beweging had moeten opvangen – en wel tegen een...
Ja, waartegen eigenlijk?
De folie onder haar handen had aangevoeld alsof ze een verpakt stuk vlees had betast.
‘Wat is dat hier?’ vroeg ze, maar voor ze met beide handen verder over de warme folie had kunnen tasten, werden haar armen door Zorbach tegengehouden.
‘Niet doen. Raak haar niet aan.’
Haar?
‘Over wie heb je het?’
Hij werd kwaad. ‘Ik heb je toch gezegd dat hier een vrouw ligt. Een van zijn slachtoffers. Geloof me, meer wil je niet weten.’
Nee, ik geloof dat je gelijk hebt. Waarschijnlijk wil ik dat inderdaad niet weten...
Maar ze kreeg het toch te horen. Niet van hem, hij hield zwijgend haar armen tegen, wilde haar vermoedelijk tegen de beelden beschermen die hij de hele tijd al had moeten verdragen.
Ze ervoer de waarheid toen ze van haar plek kwam en Zorbach haar handen niet meer kon vasthouden. Haar vingers voelden het beeld van de kwellingen beter dan woorden het hadden kunnen beschrijven. Voor haar, onder de dunne folie, lag een open, warme wond. Ze kon de blote pezen voelen, het vlees, de spieren en zelfs een stuk van het blanke bot.
Necrotiserende fascitis, schoot haar een gruwelijke verdenking door het hoofd.
Ze kende die zeldzame bacteriële ziekte waarbij de mensen letterlijk levend wegrotten. Wie het ook was die hier lag, moest verschrikkelijke pijn lijden, vergelijkbaar met een verwaarloosde patiënt wiens hele lichaam doorgelegen was. Ze had een keer een zakenman onder behandeling gehad die deze vreselijke ziekte had overleefd en door fysiotherapie weer normaal moest leren bewegen. ‘Ik ben als het ware opengebarsten,’ had de patiënt, die de bacterie in een ziekenhuis had opgelopen, haar geschetst. ‘Eerst zwol alles op, werd warm, mijn huid scheurde open en begon te rotten, terwijl ik door koortskrampen door elkaar werd geschud!’ Talrijke operaties en een hele lading verschillende antibiotica redden zijn leven. Maatregelen die voor de hier creperende vrouw vast en zeker te laat kwamen, zelfs als ze niet aan deze ziekte leed.
Misschien is ze helemaal niet geïnfecteerd. Misschien rot ze alleen maar weg omdat ze zich onder de folie niet kan bewegen.
‘Wie is dat?’ vroeg Alina en ze moest hoesten. De lucht hier beneden was al sterk doortrokken van haar eigen kooldioxide.
‘Geen idee. Ik weet het niet. Ik weet alleen dat die zieke rotkerel de stroomvoorziening aan het beademingsapparaat moet hebben gekoppeld. Ik geloof dat als ik die uitzet het licht aangaat en de deur van het slot gaat.’
Ook Zorbach hijgde, alsof hij TomTom wilde nadoen. ‘Maar ik kan het niet. Ik heb het bij mijn moeder al niet voor elkaar gekregen!’
Alina knikte. Ze begreep wel niet wat hij haar daarmee wilde zeggen, maar het was nu niet het juiste moment om naar zijn familiegeschiedenis te vragen.
‘Hoeveel tijd hebben we nog?’ vroeg ze en ze tastte voorzichtig naar de arm van de vrouw.
‘Geen idee. Vijf minuten. Misschien minder.’
Haar vingers raakten een stuk kraakbeen, gleden over afgestorven huid. Dwaalden voorzichtig naar boven.
‘Ik bedoel, misschien verlossen we haar uit haar lijden. Misschien zou ze ons erom vragen als ze nog kon praten!’
Alina hoorde dat Zorbach huilde, en ook haar stonden de tranen in de ogen.
Vermoedelijk. Misschien. Vast en zeker als wat ze hier voelde ook maar half zo erg was als haar tastzin haar zei.
Maar ‘misschien’ en ‘vermoedelijk’ en ‘als’ waren niet voldoende om een onschuldig mens op te offeren om zelf te kunnen overleven. Ze kon Zorbach niet inschatten. Maar ze wist dat ze zelf nooit de kracht zou kunnen opbrengen om bij een levend mens die apparaten uit te zetten.
Tenminste niet zolang ze nog een beetje lucht om adem te halen konden krijgen.
Een beetje lucht.
Vijf minuten. Misschien minder.
31
MOBIELE EENHEID
VEERTIEN MINUTEN EN DRIEëNVEERTIG SECONDEN NA FRANKS capitulatie had de zevenkoppige mobiele eenheid de centrale verlaten en was op weg gegaan naar het adres dat de getuige Frank Lahmann de rechercheur had opgegeven.