Tot Zorbach hem een kans op de redactie had gegeven, was Frank zijn leven lang een buitenstaander geweest. Iemand die er nooit middenin, maar altijd aan de kant had gestaan. De beste plaats als je mensen wilt observeren. Vanaf zijn jeugd had hij een enorm inlevingsvermogen verworven. Vandaar dat hij wist dat Scholles grijns alles behalve een vredesaanbod was. Het was integendeel de aankondiging van iets heel, heel onaangenaams.
En hij vergiste zich niet.
Met een vloeiende beweging die hij van zo’n dikke rechercheur niet had verwacht was Scholle opgesprongen en achter hem gaan staan. Frank voelde een schok in zijn hals, alsof er een zenuw zat bekneld, toen schoot de trekkende pijn langs zijn wervelkolom omlaag naar zijn lendenen.
‘Uit met de pret!’ Scholle drukte zijn ellebogen vlak onder zijn kin en trok de klem om zijn borst nog steviger aan. ‘Je vriend is zijn portefeuille op de plaats van het misdrijf verloren. Hij is zelfs nog een keer teruggekomen om Traunstein te overvallen.’
Franks nekwervels kraakten. Hij roeide met zijn armen, probeerde met zijn voeten omhoog te komen, maar zijn bovenlichaam leek in beton gegoten.
‘Hij heeft daderkennis en hij is op de vlucht voor ons.’
Hij is gek.
‘En vertel me niet dat we de verkeerde zoeken.’
Die rotvent is gek en wil me vermoorden.
‘Het zou kunnen dat ik nu een disciplinaire maatregel aan mijn broek krijg. Het kan ook zijn dat folteren in Duitsland verboden is. Maar weet je wat?’ Scholle trok Franks hoofd omhoog, zodat zijn blik onwillekeurig op de grote wijzerklok moest vallen, die aan de andere kant van de vergaderruimte aan de muur hing.
‘Dat kan me geen moer schelen, nu het om kinderen gaat. De tijd racet door, en ik breng je nog liever naar de eerste hulp dan dat ik toesta dat vanwege jou, kleine rukker, nog een kind moet sterven!’
Opgelucht stelde Frank vast dat hij ondanks de druk op zijn strottenhoofd nog kon ademen, en hij probeerde nogmaals zich uit de omklemming te bevrijden. Maar toen verstijfde hij. Hij werd helemaal rustig. Bewoog geen millimeter meer zonder dat Scholle hem daartoe moest aansporen. Hij wist ook zo wel hoe enorm pijnlijk het zou zijn als hij zijn hoofd ook maar een paar graden opzij draaide.
‘Weet je hoe ik in moeilijke gevallen mijn notities maak?’
Frank durfde niet eens te knikken. Zijn hartslag raasde en nu transpireerde hij over zijn hele lichaam.
De woorden ‘U bent pervers!’ lagen op zijn tong, maar hij durfde niet te riskeren dat Scholle nog bozer werd. Hij wilde niet dat het spitse ding dat hij in zijn oor voelde nog dieper naar binnen ging.
‘Met een potlood,’ zei de rechercheur lachend. ‘Ik heb altijd een lang, vers geslepen potlood bij me.’
De warme, vochtige adem van de politieman raakte de bezwete huid in Franks nek en maakte dat hij rilde.
‘Oké, oké. Ik zeg het al,’ kreunde Frank.
‘O ja?’ De houdgreep werd geen greintje losser. Het potlood drukte zo onaangenaam als een droog wattenstaafje dat je te diep in je gehoorgang hebt geduwd.
‘Ik geloof zelfs dat je nu zult doorslaan. Maar weet je wat het verschil is tussen mij en mijn partner?’ Weer kon Frank niet knikken zonder gevaar te lopen dat zijn trommelvlies zou beschadigen.
‘Stoya is ook doodop. Maar anders dan ik is hij er niet zeker van dat je chef werkelijk de klootzak is die we zoeken. Daarom zou hij zich misschien tot een kleine dreiging laten verleiden. Maar hij zou het bij intimidatie laten.’
Frank begon van angst te hyperventileren.
‘Ik daarentegen wil op zeker spelen, dat je weet wat er gebeurt als je me nu kletspraat verkoopt,’ zei Scholle, en hij sloot zijn hand nog vaster om het potlood om krachtig toe te stoten.
32
(NOG 6 UUR EN 2 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)
ALINA GREGORIEV
‘DAT KAN IK NIET!’
‘Wat kun je niet? Zeg eindelijk eens wat hier aan de hand is!’
Al bij het binnengaan van de kelderruimte was Alina de snelle, doffe echo opgevallen. Haar woorden kregen een lichte galm toen ze van de muren weerkaatsten. Daardoor wist ze dat de ruimte waar ze zaten opgesloten niet groot kon zijn. Bovendien had ze bij het afdalen haar hoofd gestoten. Ze stond dus in een lage, grotachtige kelder, waarin zojuist het licht was uitgevallen. De dunne sluier, die ze dankzij haar visuele restvermogen nog tot voor kort had waargenomen, was verdwenen – evenals de zuurstof die ze nodig hadden om adem te halen.
Sinds Zorbach had opgebeld, leek de lucht hier beneden steeds dunner te worden en ze voelde een steeds grotere druk op haar longen.
‘Hier ligt een zieke vrouw,’ hoorde ze hem kreunen. Hij sprak ademloos, klonk totaal verward. ‘Ik moet haar vermoorden als we hier weer uit willen.’
Ze ademde sinds ze de bungalow waren binnengegaan alleen nog door haar mond, om de ondraaglijke stank beter te kunnen verdragen. Op dit moment was de zoetige, ranzige geur van schimmelende levensmiddelen echter haar kleinste probleem. Ze was opgesloten in een omgeving die ze niet kende, hoorde afschuwelijke geluiden, had ademhalingsproblemen en Zorbach leek zijn verstand te hebben verloren.