Home>>read De ogenverzamelaar free online

De ogenverzamelaar(72)

By:Sebastian Fitzek


Ook als Alina en TomTom ook zuurstof verbruiken en de kelder maar een paar kubieke meter groot is – tien minuten zijn een verdomd lange tijd om een plan te bedenken.

‘Verdomme nog aan toe, wat staat er als onderwerpregel?’

Het knetterde een laatste keer aan de andere kant van de lijn, toen zei de man iets wat me definitief van mijn verstand beroofde: ‘Maar vier woorden, ouwe. Er staat: Denk aan je moeder!’





34




MIJN MOEDER STIERF IN DE OCHTEND VAN 20 MEI IN ONZE KEUken, vlak nadat ze bij het bakken een beetje meel in haar neus had gekregen. Haar beste vriendin Babsi, die toevallig op bezoek was geweest, schreeuwde tegen de buitenlandse spoedarts dat hij naar haar neus moest kijken.

‘Ze heeft haar neus dichtgehouden!’

Babsi herhaalde het minstens twaalf keer: toen ze mama op de brancard wilden tillen, terwijl ze haar onder de verbaasde blikken van de buren in de ambulance legden, en ook tegen de artsen van de intensive care in Virchow schreeuwde ze: ‘Waarom heeft ze haar neus dichtgehouden?’

Voor Babsi lag het voor de hand dat daardoor de onderdruk in de hersenen werd opgebouwd, waardoor het aneurysma barstte. Pas heel veel later heeft een arts met vermoeide ogen en vooruitstaande tanden me uitgelegd dat mama het infarct ook dan niet had kunnen voorkomen als ze gewoon in een zakdoek had gesnoten.

‘De hersenbloeding was vermoedelijk de schuldige van de niesreflex. Of het was puur toeval dat uw moeder iets in haar neus had gekregen op het moment dat het aneurysma scheurde. Maar de hersenbloeding is er niet door veroorzaakt.’

Dat was een geruststelling. Mijn moeder hing dus niet aan een hele batterij hypermoderne ziekenhuissnufjes omdat ze zo dom was om te niezen. Dat was een hele troost. Ze was gewoon aan de beurt.

Tegenwoordig, vijfenhalf jaar na het ongeluk, lag ze op de klinische afdeling van een particulier ziekenhuis. Haar eenpersoonskamer zag eruit als de showroom voor hightech intensivecarebenodigdheden. De medische term voor haar toestand luidde ‘apallisch syndroom’. Waakcoma. Telkens als ik haar bezocht kwam ik in de verleiding het klembord aan het voeteneinde van haar bed te pakken, de diagnose door te strepen en in plaats daarvan ‘overleden’ in de kolom te schrijven. Want dat was ze voor mij: dood.

Misschien maakte mijn moeder nog wel waak- en slaapfasen door en hadden haar organen dankzij de overdaad aan pillen, infusen, slangen en apparaten hun werking niet opgegeven. Voor de artsen, verplegers en zusters kon dat best de definitie van leven vervullen. Maar voor mij was ze op 20 mei vijfenhalf jaar geleden in onze keuken gestorven.

En ik wist dat zij het ook zo zou zien als haar verstand nog tot één heldere gedachte in staat was.

‘Beloof me dat je het nooit zover laat komen!’

Ze had het me bijna gesmeekt, toen, op de terugweg uit het verpleeghuis. We waren bij oma op bezoek geweest en die dag was het nog vreselijker geweest dan anders. Oma had in de eetzaal met poep om zich heen gegooid (‘Kijk eens wat ik kan!’) en toen geprobeerd haar eigen haar op te eten. Toen we naar haar toe mochten, was ze dankzij de pillen al in de zevende hemel en kwijlde ze net als vroeger, als ze voor de tv in slaap was gevallen.

‘Lieve God, zo wil ik niet eindigen,’ had mama in de auto huilend gezegd. En toen had ze een vloek over mij uitgesproken en me de veel te grote belofte laten doen haar nooit alleen achter te laten in een situatie waarin ze haar gevoelens niet meer meester was.

‘Ze kunnen beter de apparaten uitzetten.’ Ze pakte mijn hand, keek me diep in de ogen en herhaalde het nog een keer: ‘Beloof me, Alex, als ik ooit een ongeluk mocht krijgen en dan alleen nog een beetje lig te vegeteren zoals oma, dan wil ik dat jullie alles doen om me niet zo te laten eindigen als zij, hoor je?’

Ik heb liever dat ze de apparaten uitzetten.

Had ze maar een euthanasieverklaring geschreven. Leefde mijn vader nog maar, om in mijn plaats de beslissing te nemen. Had ik maar zelf de moed gehad om haar laatste wil uit te laten komen.

Ik had het al eens geprobeerd, was naar het sanatorium gereden met het vaste voornemen de stroomschakelaar van het beademingsapparaat om te zetten – wat jammerlijk was mislukt. Na de tragedie op de brug had ik niet meer de moed nog een mens het leven te benemen. En dus was het mijn schuld dat mijn moeder, deze ooit zo sterke, levenslustige, geëmancipeerde vrouw, die zich niet eens door een kelner in haar mantel wilde laten helpen, nu aan de grillen van onderbetaald verpleegpersoneel was overgeleverd, zonder hulp van wie ze niet eens haar stoelgang onder controle kon houden.

Dat zou ze niet hebben gewild. Liever was ze dood geweest, dat had ze duidelijk tegen me gezegd, maar ik had het die betreffende dag niet kunnen opbrengen haar te vermoorden.

En dat scheen de ogenverzamelaar te weten.