‘Je had het over de korf en de cola, maar over rendieren en kerstmannen heb je niets gezegd!’
Alina haalde haar schouders op. ‘Daar kan ik me ook niets van herinneren!’
Ik deed een stap in de richting van de korf, waarvan de groene ring het lichtspektakel van de kerstverlichting reflecteerde. Hij zag er merkwaardig ongebruikt uit, alsof hij er pas sinds de vorige dag hing.
‘En nu?’ hoorde ik Alina achter me vragen. Fijne sneeuwvlokken vielen op haar pruik van echt haar en bleven daar glinsterend liggen.
Ik verzocht haar op de oprit te wachten en probeerde het hek naar het weggetje te openen dat tussen de garage en het huis naar de hoofdingang leidde.
Zoals verwacht was de poort gesloten. Normaal gesproken zou ik hebben aangebeld, maar hier bij de entree van de woning ontbrak zowel een naambordje als een bel. Daarom reikte ik tussen de witte spijlen en draaide aan de deurknop aan de binnenkant tot de poort opensprong. Ik keerde me naar Alina en verzekerde haar dat ik snel weer terug zou zijn. Toen liep ik op het huis toe.
De voordeur was imposant, een deur van stevig hout die zo te zien vanbinnen met een nog stevigere ijzeren grendel was beveiligd. Zoals in deze buurt gebruikelijk was, stak een bewakingscamera van een uitsteeksel in de muur schuin naar beneden, zoals een roofvogel die zich op zijn prooi wil storten zodra men de vloermat durft aan te raken. Ongeveer op borsthoogte was op de voordeur een langwerpig bord aangebracht.
Het zag er net zo uit als je uit de etalages van lottokantoren of goedkope speelautomatencasino’s kent. Afgezien van de rode elektronische letters die van rechts naar links over de LED-lijst liepen en geen reclame maakten voor een jackpot, maar zich voor mijn vermoeide ogen tot een bekend kerstlied formeerden.
Oh, jingle bells, jingle bells
Jingle all the way
Ik naderde de glimmende deur en zocht tevergeefs naar een bel. Ook aan de achterkant van de bungalow waren alle buitenjaloezieën neergelaten.
Oh, what fun it is to ride
In a one horse open sleigh
Ik was er heel dicht naartoe gelopen en had de fout gemaakt recht naar de tekstband te kijken. De lichtgevende letters werkten als brandijzers die zich in mijn overgevoelige ogen wilden persen.
Dashing through the snow
In an one horse open sleigh
O’er the graves we go
Laughing all the way
Snel keerde ik me van de lichtkrant af en ik greep naar een zware bronzen deurklopper, die ik tegen het hout liet vallen. Er klonk een korte, doffe klop, waarvan ik er niet gerust op was of je het binnen wel kon horen, dus ik sloeg nog een keer met mijn vuist tegen de deur en wachtte.
Niets.
Geen geritsel of geslof, noch enig ander menselijk geluid waaruit je kon concluderen dat iemand de moeite wilde nemen voor me open te doen.
Misschien slapen de eigenaars nog, dacht ik, toch al ervan overtuigd dat ik voor het verkeerde huis stond, als er al een ‘juist’ huis mocht bestaan.
Jingle bells, jingle bells, jingle all the way, begon ik in gedachten te neuriën. Ongelooflijk hoe de melodie zich alleen door de korte regel tekst onmiddellijk in mijn hersens had ingevreten.
Dashing through the snow in a one horse open sleigh. O’er the...
Ik stopte abrupt. Wat wilde ik daar net gaan neuriën? Over the graves we go? Over de graven rijden we?
Ik vroeg me af hoe ik in hemelsnaam op die morbide tekst kwam en keek nog een keer naar de lichtkrant. Net zo lang tot de betreffende tekstregel weer verscheen:
Dashing through the snow
In a one horse open sleigh
O’er the fields we go
Alles normaal. Hm.
Even had ik kunnen zweren dat ik de veranderde tekst in het kastje had gelezen, maar daarvoor waren er nu geen aanwijzingen meer.
Mijn vermoeide, tranende ogen moesten me voor de gek hebben gehouden. Geen wonder als je bedacht dat ik de laatste dagen nauwelijks had geslapen en in mijn wakkere uren achter een waanzinnige aan zat, terwijl ik inmiddels zelf op de vlucht was.
Laughing all the way
Bells on bob tails ring
Ik wilde net weer gaan mee neuriën, terwijl ik overwoog of ik nog een keer zou aankloppen, toen opeens de tekst voor mijn ogen veranderde. Deze keer was er geen twijfel mogelijk.
De sleutel ligt in de trog,
gebruik hem, je bent dood...
Ik gaf een schreeuw, tuimelde een stap naar achteren en schreeuwde nog harder toen ik tegen de gestalte botste die achter me in het donker op me had staan wachten.
40
‘HEB JE DAT GEZIEN?’ DURFDE IK ALINA TE VRAGEN, DIE ZICH IN tegenstelling tot mij kostelijk over mijn schrikachtigheid amuseerde.
‘Eerlijk gezegd vraag ik me af wie van ons tweeën nog ogen in zijn hoofd heeft,’ antwoordde ze.
‘Het spijt me, maar...’ Ik aarzelde, omdat ik niet wist hoe ik haar moest vertellen wat me even daarvoor was overkomen. Te meer daar de lichtkrant nu weer de normale, onschuldige regels liet zien en ik zelfs tegen een ziende mijn mysterieuze waarnemingen niet had kunnen bewijzen.