Het tegendeel is het geval: ik wil dat u eindelijk ophoudt deze shit over me te schrijven. Het begint al met mijn bijnaam. Als een uitgehongerde straathond hebt u zich alleen op het stuk vlees gestort dat ik u heb toegeworpen: op de ontbrekende ogen. Ik verafschuw u en de onbekwame rechercheurs omdat u er zo gemakkelijk in bent getrapt. Een simpel trucje en ik pas meteen al in het plaatje van de paranoïde lustmoordenaar. Ik ben geen ‘verzamelaar’. Ik ben een ‘speler’. En ik speel eerlijk. Zodra ik de figuren heb gekozen en opgesteld, het veld afgebakend en de bel geluid, houd ik me aan de regels.
De moeder, het kind, het ultimatum, de verstopplaats – ik definieer alleen de randvoorwaarden, waar ik me in iedere fase van mijn spel aan houd. Ik garandeer dat iedere zoeker een eerlijke kans heeft het verstoppertje te beëindigen. Dat ik geen valse sporen leg, zelfs als mijn jagers te dichtbij komen; en evenmin zal ik tijd rekken, al is het spel nog zo spannend. Ik beken dat ik niet onpartijdig ben. Af en toe bemoei ik me ermee, maar altijd alleen in het belang van mijn tegenstander. Dat is iets wat u zonder mijn hulp nooit zult begrijpen. En daarom schrijf ik u deze mail. Zogezegd als tegenprestatie voor alle leugens die u over me verspreidt.
Ik ben geen waanzinnige, geen monster, geen psychopaat. Ik volg een plan, mijn spel heeft zin. Als u beleefd had wat ik heb beleefd, dan zou u het met me eens zijn. U zou misschien mijn daden niet goedkeuren, maar u kon ze tenminste navoelen.
Ik wed dat u nu uw hoofd schudt. Dat u denkt: ‘Wat een ziekelijke onzin,’ en stilletjes de advertentieprijs omrekent die u kunt vragen als mijn woorden op uw voorpagina prijken. Maar stel dat ik u daadwerkelijk een motief noem dat een ander licht werpt op mijn daden? Hoe zit het, schudt u nu nog steeds uw slecht gekapte hoofd? Ik denk van niet.
U wilt me geloven, nietwaar? U wilt geloven dat ik niet gewoon de obsessieve psychopaat ben zoals u hem denkt te kennen, maar dat achter alles wat ik doe een begrijpelijk plan zit.
Want dat, beste Thea Bergdorf, zou me een verhaal zijn. U snakt ernaar te horen waarom ik het oudste kinderspel ter wereld nieuw leven heb ingeblazen. Verstoppertje!
Oké, laten we beginnen. Geeft u deze mail in alle boven beschreven onbekwame handen en wacht u op mijn volgende regels, die ik u zal schrijven zodra ik er weer tijd voor heb. Geen zorgen, het zal niet lang duren.
Nog geen zeven uur. Plus de halve dag die ik nodig heb om het lijk weg te werken.
42
(NOG 6 UUR EN 39 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)
ALEXANDER ZORBACH (IK)
DE SYMPTOMEN WERDEN STERKER OP HETZELFDE MOMENT DAT we voor het eerst nadat we steeds groen licht hadden voor een verkeerslicht stil kwamen te staan.
Gelukkig had ik de tegenwoordigheid van geest gehad de oude Toyota waarmee Frank ons voor Alina’s woning had afgezet om de hoek in een zijstraat te parkeren voordat ik de etalageruit van de galerie kapot had gemaakt. Als ik hem op de tweede rij had laten staan, was hij allang weggesleept of door de technische recherche in beslag genomen, die gegarandeerd een verband had gelegd tussen het vandalisme en mij. Tenslotte had ik Stoya er persoonlijk van op de hoogte gebracht dat ik dan maar zelf mijn informatie bijeen moest garen, als hij mijn aanwijzingen zou blijven negeren.
Aanwijzingen die met de ogen van een blinde waren gezien.
Overigens moest ik toegeven dat het met mijn ogen ook niet al te best gesteld was. Ze traanden en het rood van het verkeerslicht leek te fluoresceren. Het koude zweet stond op mijn voorhoofd. Hoezeer ik ook wenste dat dit de eerste tekenen van een verkoudheid waren, ik vreesde dat de steeds duidelijker wordende symptomen een heel andere oorzaak hadden.
‘Hoelang heb je daarvoor nodig?’ vroeg ik Frank aan de andere kant van de lijn.
‘Om een bekeuring na te gaan? Midden in de nacht?’
Ik keek op het klokje op het dasboard en vloekte zacht.
23.50 uur. Nog maar tien minuten tot mijn zoon jarig was, die vermoedelijk met de dienstdoende arts over de drempel zou gaan in plaats van met zijn vader.
‘Hemel, hoe stel je je dat voor? Dat gaat alleen via contacten. En het mijne slaapt om deze tijd!’
Het mijne helaas niet. Stoya heeft me zojuist als vermist gemeld en werkt nu het klokje rond.
‘Oké, Frank, ik probeer nog een keer om Stoya te overtuigen.’
‘Nee, doe dat maar liever niet.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat ik misschien allang heb wat je zoekt.’
Het verkeerslicht sprong op groen en ik had heel even het gevoel dat ik verblind werd. Achter me toeterde iemand en toen ik mijn ogen weer opende, had ik even tijd nodig tot ik de weg niet meer als door een wazige sluier zag.
‘Hoe kan dat?’ vroeg ik.
Hoe kan Frank achter de eigenaar van een voertuig komen waarvan hij niet eens het kenteken kent?