Charlie had me eens willen uitleggen hoe dicht seks en pijn bij elkaar liggen, maar mij was die SM-fetisjgedachte totaal vreemd. Nou ja, misschien had ze ook wel gelijk en stonden uiteindelijk niet alleen pijn, maar ook de dood zelf in een intensieve wisselwerking met seksuele lust. Anders kon ik het niet verklaren waarom ik uitgerekend op dit moment Alina’s naakte huid wilde aanraken, hoewel ik met al mijn zintuigen toch nog helemaal op mijn hoede zou moeten zijn voor een perverse seriemoordenaar.
En ik was op de vlucht voor de politie!
In elk geval was het niet mijn verstand, maar de verdrietige gedachte aan Charlie die me eraan herinnerde waarop ik me nu verder moest concentreren.
Alina stond weer op en liet de tv aan mij over. Het duurde maar een paar seconden, toen had ik de harddiskrecorder aangesloten.
‘Moest je de etalage van de galerie ingooien? Het zijn van die aardige kunstenaars.’
Alina gaf me de afstandsbediening en ik schakelde op AV. ‘Ik had geen keus. Eerst heb ik Stoya opgebeld en hem gevraagd of hij een video wilde bekijken waarop misschien de ogenverzamelaar te zien is.’
‘En?’
Ik zuchtte. ‘Hij zei dat hij zijn tijd niet met mijn afleidingsmanoeuvres wilde verspillen.’
Ik keek op naar Alina, die nu op de rand van het bed zat. Ze was zo slank dat haar buik slechts een aanduiding van plooien had, hoewel ze niet bepaald rechtop stond.
‘Dus moet ik het zelf maar controleren. Wanneer was die kerel gisteren bij jou in behandeling?’
De ogenverzamelaar.
‘Even na drieën.’
‘En wanneer ben je hem weer kwijtgeraakt?’
‘Een paar minuten later.’
‘Is hij zomaar weggegaan?’
‘Ja, dat verbaasde mij ook. Die moet gegarandeerd iets gemerkt hebben. Man, ik scheet bagger toen het visioen plotseling afbrak. Ik vertelde iets van een migraineaanval en verzocht hem te gaan, wat hij onmiddellijk deed. Hij wilde niet eens zijn geld terug.’
Ik stelde de timer van de harddisk op 15.10 uur, in de hoop dat dat tijdstip niet te ver naar voren lag, maar dat ik ook niet te veel tijd met onbruikbare opnamen zou verspillen.
15.10 uur? dacht ik. Op dat tijdstip had ik het me op de achterbank van mijn Volvo in de parkeergarage van mijn Volvo gemakkelijk gemaakt. Eigenlijk had het maar een klein dutje moeten zijn, maar het slaapgebrek van de laatste paar dagen was te groot geweest en ik sliep tot de vergadering van 17.00 uur.
Het duurde maar een paar minuten tot ik het fragment waar het me om begonnen was had gevonden. Gelukkig nam de recorder niet de loze tijd op, maar alleen wat de camera werkelijk opving. Ik begreep weliswaar nog steeds niet wat deze opnamen met kunst te maken hadden, maar ik nam me voor de galerie de schade te vergoeden zodra ik daar weer toe in staat was.
Als ik daar ooit weer toe in staat zou zijn.
Ongelovig staarde ik naar het beeld voor mijn ogen en vergat te knipperen. Pas toen Alina tegen me begon te praten, merkte ik dat ik een hele tijd als een standbeeld voor de televisie moest hebben gezeten.
‘En?’ vroeg ze. ‘Wat zie je?’
Shit. Dat kan niet waar zijn.
Mijn mond werd droog terwijl ik naar een plausibel antwoord zocht.
‘Herken je iets?’
‘Ja,’ kraste ik, maar ik had de waarheid helemaal niet willen verraden. ‘Nee... Ik bedoel... Ik weet niet...’ stamelde ik hulpeloos, en dat was gelogen. Natuurlijk herkende ik íéts. Maar wat het was kon ik Alina op dit moment onmogelijk zeggen. Voor het eerst was ik haar dankbaar dat ze blind was. Want daardoor kon ze niet zien dat die vent met de groene parka en de afgetrapte Timberland-laarzen, waarvan de HD-recorder juist het beeld op de tv toonde, sterk leek op iemand die ik kende.
Die ik héél goed kende.
Want die man was ik zelf.
47
HET DUURDE EEN TIJDJE VOOR IK ME HAD HERSTELD. TOT IK NIET meer mijn bloed in mijn aderen hoorde ruisen en het gevoel in mijn vingers was teruggekeerd.
‘Ik kan zijn gezicht niet zien,’ zei ik, en dat was de waarheid. De man, die mijn enigszins voorovergebogen houding en mijn manier van kleden imiteerde, had de capuchon van zijn parka over zijn hoofd getrokken.
Iets wat ik nooit zou doen. Zelfs niet als het regende!
Ik probeerde onder een andere hoek te kijken, door het gezichtspunt verder naar voren en weer naar achteren te laten springen, maar het perspectief werd niet beter. Het was totaal onmogelijk om te zeggen of de man mijn postuur en bouw had, daarvoor was hij te ver van de etalage vandaan.
Maar hij draagt mijn jack. Mijn spijkerbroek. Mijn schoenen.
Een vuist balde zich in mijn maag. De aanblik van de schimmige gestalte op het beeldscherm had een verontrustend gevoel van déja vu opgeroepen.
‘Geen idee wie dat is,’ zei ik, en ik voelde me alsof ik meineed pleegde.