‘Welke vader laat zijn tienjarige zoon alleen in een hospitium achter?’ vroeg ze kwaad.
Ik nam niet eens de moeite om haar uit te leggen dat Julian zich zeer begripvol had getoond toen ik hem vanuit de auto belde. Ik had hem gevraagd de cadeautjes deze keer alleen te verdelen, omdat ik naar een noodgeval moest. In elk geval moest ik naar de plaats van een misdrijf; daar kon ik moeilijk een tienjarige mee naartoe slepen.
‘En welke moeder stuurt haar zoon met bronchitis naar een sjamaan?’ antwoordde ik.
Verdomme, ik zou nu heel wat overhebben voor een sigaret.
Onbewust greep ik naar mijn rechterbovenarm, waar ik de nicotinepleister had geplakt. De hoorn had ik tussen mijn kin en mijn hals geklemd. ‘Dat is onder mijn niveau, Alex,’ zei Nicci even later. ‘Je hebt Julian niet eens geld voor een taxi gegeven.’
‘Omdat ik mijn portemonnee ergens verloren moet hebben. Mijn hemel. Soms lopen de dingen nu eenmaal niet zo gladjes.’
Soms worden zelfs kinderen ontvoerd en vermoord.
‘In jouw wereld, Alex,’ antwoordde ze, ‘in jouw wereld gebeurt het ene ongeluk na het andere, omdat je die roerselen in je hebt.’
‘Niet weer alsjeblieft...’
Mijn handen trilden en ik probeerde te kalmeren door ze nog steviger om het stuur te klemmen. Sinds ik probeerde te stoppen met roken was mijn innerlijke onrust nog erger geworden dan daarvoor.
Ondanks een jeukende pleister op mijn triceps.
‘Dat is je negatieve energie. Je trekt het kwaad regelrecht aan,’ zei ze bijna medelijdend.
‘Ik schrijf er alleen maar over. Ik bericht over de feiten. Daarbuiten loopt een psychopaat vrij rond, die families verwoest op een manier die zo wreed is dat zelfs het rotblad waar ik voor werk niet alle details durft af te drukken.’
Hij speelt het oudste kinderspelletje ter wereld: verstoppertje. En hij speelt het tot de hele familie eraan te gronde is gegaan. Hij speelt het tot de dood.
Mijn blik dwaalde naar de oude krant op de passagiersstoel met de kop die ik zelf had geformuleerd: De ogenverzamelaar slaat weer toe. Derde kind dood gevonden.
Net als mijn vroegere beroep als onderhandelaar had mijn nieuwe baan bij de krant me vaak naar de grenzen gebracht van wat nog te verdragen was. Maar de zaak van de ogenverzamelaar, die de moeders van de ontvoerde kinderen doodde en de vaders maar een paar uur de tijd gaf om hun kinderen terug te vinden voordat ze stikten op de plek waar ze waren verborgen, had de afschuw een nieuwe dimensie gegeven. En het feit dat de psychopaat van de kinderlijken steeds het linkeroog uitnam, maakte de gruwel helemaal onvoorstelbaar.
‘Negatieve gedachten manifesteren zich in de realiteit,’ doceerde Nicci verder. ‘Denk positief en het positieve zal je ontmoeten.’
Ik had intussen op de rondweg de afslag Messedamm bereikt en telde achteruit naar nul, maar het werkte niet. Bij zeven viel ik al uit mijn rol.
‘Positief denken? Ben je helemaal gek geworden? De ogenverzamelaar heeft er al drie ronden op zitten.’
Zes doden: drie moeders, twee meisjes, een jongetje.
‘Denk je soms dat die gek ophoudt als ik nu rechts naast hem ga rijden en een vrolijk liedje ga zingen? Nee, beter nog: misschien kan ik gewoon een bestelling aan het universum opgeven, zoals in dat boek dat op je nachtkastje ligt.’ Ik raakte op dreef. ‘Of ik bel zo’n astrologiehotline, waar jij een vermogen aan verspilt. Misschien kan die huisvrouw aan het andere eind van de lijn even in de koffieprut kijken, om te zien waar de ogenverzamelaar zich verborgen houdt.’
Ik nam de telefoon van mijn oor om te kijken welke beller zo aandrong. ‘Blijf aan de lijn,’ zei ik en ik nam dankbaar het tweede telefoontje aan.
79
‘HALLO ALEX. MET MIJ, JE LIEVELINGSSTAGIAIR.’
Frank Lahmann.
Als hij me op een geschikter moment aan de lijn had gekregen, had ik hem gevraagd: ‘Lievelingsstagiair? Heb je je baan opgezegd of zo?’ maar ik had nu geen zin in grapjes, dus ik liet het bij een afgemeten ‘Hallo’.
‘Ik stoor je niet graag bij je middagslaapje, Zorbach, maar Thea vraagt of je om twaalf uur naar de vergadering komt.’
De meeste collega’s op de redactie hadden nogal moeite met Franks brutale manier van doen, maar ik mocht de eenentwintigjarige wijsneus wel – misschien omdat we op dezelfde golflengte zaten. De meeste groentjes die bij ons op de redactie werkten, deden dat om de verkeerde redenen: ze vonden het cool om bij de media te werken en hoopten ooit net zo in het middelpunt te staan als het verhaal waaraan ze werkten. Bij Frank was dat anders. Voor hem was journalistiek geen beroep, maar een roeping die hij vermoedelijk ook nog zou vervullen als onze krant hem nog minder zou betalen. Bij de overuren die hij vrijwillig maakte, lag zijn uurloon op dit moment op het niveau van een Somalische landbouwer.