‘Waar was dat? Waar ben je gestopt?’
‘Op een inrit. Ik heb beslist niet lang gereden.’
‘Hoe weet je dat?’ vroeg ik. ‘Ik dacht dat je in je visioenen geen besef van tijd had.’
‘Ik voelde me nog moe en uitgeput.’
Omdat je het kind in de kofferbak hebt gegooid...
‘En mijn rug was nat. Ik zweette, dat gevoel ken ik van de uitloopfase bij het joggen. Ik weet hoe het aanvoelt als je een langere pauze hebt gehouden. Maar ik was nog steeds kletsnat.’
Ze had de hele tijd met onhandige bewegingen in de tas zitten woelen en scheen eindelijk gevonden te hebben wat ze zocht. Er klonk gerinkel en toen hield ze een grote sleutelbos in haar hand. Iedere sleutelkop was van een verschillend gevormde ring voorzien; de ene met noppen, de andere met punten op het oppervlak. Ze tastte de een na de ander af en koos toen een middelgrote veiligheidssleutel.
‘Dus je bent minder dan vijf minuten onderweg geweest?’ schatte ik.
Ze knikte. ‘Eerder drie. Zoals gezegd, ik had flinke dorst.’
‘Wat was dat voor een inrit? Hoorde die bij een hof, een huurhuis?’
‘Nee, nee, ik heb me verkeerd uitgedrukt. Oprit is een beter woord, zoals we in Californië hadden. Waar je de auto vlak voor de garage zet.’
‘Dus de oprit hoort bij een eengezinswoning?’
‘Ja.’
‘Een rijtjeshuis?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Vrijstaand. Maar het was klein. Het voelde aan als een bungalow met één etage, maar heel zeker weet ik dat niet.’
Ik dacht na. ‘Wat weet je nog meer? Opvallende kenmerken? Nieuw- of oudbouw? Een bepaalde kleur pleisterwerk, het hek, raamluiken, het dak?’
Ze schudde haar hoofd. Toen stopte ze opeens, perste haar oogleden stevig op elkaar en zei: ‘Een basketbalnet.’
‘Wat?’
‘Boven de oprit. Maar niet zoals gebruikelijk boven de garage, maar een beetje aan de zijkant tegen een boom op de grens met de buren.’
‘Oké, Alina. Je was bij een huis met een basketbalnet boven de oprit, ergens in de wijk van de Traunsteins. Ik deed een stap naar haar toe, zo dicht dat ik haar had kunnen aanraken. ‘Wat deed je daar?’
51
ALINA RILDE EN IK BETWIJFELDE OF HET ALLEEN VAN DE KOU was.
‘Ik ging naar de keuken.’
Dus de deur stond open of ze had een sleutel.
‘En daar heb je iets te drinken genomen?’
‘Ja. Cola.’ Alina veegde nerveus in haar gezicht en streek een van haar dreadlocks achter haar oor.
‘Je weet hoe de fles eruitziet?’
‘Witte letters op een rode ondergrond. Iedere blinde herkent een cola als hij ervoor staat.’ Ze lachte en trok TomTom iets dichter naar zich toe.
‘En het was een blikje. Vier stuks in het zijvak. Ik heb er een van gepakt.’
‘En?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Niks “en”. Meer kan ik me niet herinneren.’
Mijn blik ging weer naar Frank, die aan Alina’s lippen had gehangen.
Ik maakte gebruik van de pauze in het gesprek om hem duidelijk te maken dat hij zo snel mogelijk terug naar de redactie moest.
‘O, toe!’ kreunde hij teleurgesteld. ‘Niet nu, het wordt net zo spannend.’
‘Sorry, jochie, maar op de redactie is vast en zeker de pleuris uitgebroken en het valt op als uitgerekend mijn onmisbare stagiair tijdens de crisis niet te bereiken is.’
Ik gaf hem ten afscheid een klopje op zijn magere schouder. ‘Maar geen woord tegen Bergdorf. En blijf in de buurt van de telefoon, voor het geval ik nog een keer je hulp nodig heb!’
Frank maakte een saluerend gebaar en maakte zich uit de voeten, nadat hij afscheid van Alina had genomen.
Ik keek op mijn horloge en begon te rekenen. Volgens informatie van de politie tegenover de pers waren de kinderen van Traunstein in de vroege ochtend ontvoerd. Charlies lijk was pas later, tegen negen uur, door haar echtgenoot in de achtertuin gevonden, vlak voor de stopwatch automatisch begon te lopen, exact om 9.20 uur.
Aangezien de ogenverzamelaar op dat tijdstip vast en zeker allang niet meer op de plaats van het misdrijf was, lieten mijn overwegingen geen conclusie toe over de tijd waarop de psychopaat zijn eerste pitstop in de bungalow had gemaakt.
Als hij dat al had gedaan.
Hoofdschuddend keek ik Frank na, die onderweg was naar de taxistandplaats op de volgende hoek. Alleen al het feit dat ik weer afging op de visioenen van een blinde maakte dat ik aan mijn verstand ging twijfelen.
Na een paar meter draaide Frank zich nogmaals om, schudde een paar sneeuwvlokken uit zijn haar en trok de capuchon van zijn donsjack over zijn hoofd.
En dat was het beslissende moment.
Als hij dat niet had gedaan, was de waanzin hier misschien afgelopen. Ik was naar mijn zoon gegaan voordat ik me aan Stoya overgaf en verder was mijn leven anders gelopen. Maar het piepkleine ogenblik waarin mijn stagiair voor de etalage van de galerie was blijven staan, veranderde alles.