In plaats van haar een antwoord te geven, stapte ik weer uit en leefde mijn woede op de boomstam uit, die ik wild opzij slingerde.
Shit, ik had me hier willen terugtrekken om een beetje afstand te nemen van de waanzin waar ik om een onverklaarbare reden in terechtgekomen was. En nu zit ik nog dieper in de narigheid dan eerst.
Ik veegde mijn vuile handen aan mijn spijkerbroek af en stapte weer in de auto, waarin nu een geur van rook en natte hond hing.
Het liefst had ik Alina bij haar schouders gepakt en de waarheid uit haar geschud. Wie heeft je gestuurd? Wat wil je nu echt van me?
Maar een stemmetje vanbinnen zei dat dat de slechtste manier was om de wirwar aan vragen in mijn hoofd te ontrafelen.
En bovendien moet er iets waar zijn aan het verhaal. In elk geval heeft Stoya het ultimatum bevestigd.
Ik slikte een pijnstiller uit het pakje dat ik van de passagiersplaats had gegrist voordat Alina was ingestapt. Toen reed ik achteruit de Nikolskoer Weg op. Mijn schuilplaats was toch ontdekt, dus ik nam deze keer niet de moeite mijn sporen uit te wissen.
‘Nog een keer vanaf het begin,’ zei ik, toen we op de weg zaten. ‘Je visioenen zijn als een film. En die houdt op op het moment dat je de jongen naar de auto bracht.’
‘Nee.’
‘Nee?’
Ik draaide me naar haar toe. Alina had haar ogen weer gesloten en zag er volkomen rustig uit, alsof ze sliep.
‘Niet helemaal. Ik kan me bijvoorbeeld nog heel goed herinneren dat ik in de auto ben gestapt en de radio ineens aanging toen ik de motor startte.’
Ze beet op haar onderlip en praatte daarna verder. ‘The Cure zong “Boys Don’t Cry”, en ik keek in de achteruitkijkspiegel of ik een schram of een kras had opgelopen, maar het enige wat ik zag was het lachende gezicht van mijn vader die de maat van de melodie op het stuur trommelde.’
Ze snikte. ‘Verdomme, ik heb er zo’n hekel aan altijd mijn vader te zien als een of andere klootzak iemand pijn doet.’
Een tijdlang was er niets te horen behalve het geronk van de diesel, terwijl we de verlaten weg richting Zehlendorf reden. Vast en zeker was er een weeralarm afgegeven, dat de Berlijners bij uitzondering een keer serieus namen.
‘Hoe ging het verder?’ vroeg ik, toen we voor een rood verkeerslicht moesten wachten.
‘Geen idee. Hier beginnen de gaten in de film. Ik weet nog dat we een poosje bergopwaarts waren gereden, er waren een paar bochten, maar toen stopte de wagen weer en ik stapte uit.’
‘Wat deed je toen?’
‘Helemaal niets. Ik stond gewoon maar een beetje te kijken.’
‘Te kijken?’ Ik gaf weer gas.
‘Ja. Opeens lag er iets zwaars in mijn handen, ik vermoed een verrekijker of zoiets. In elk geval vervaagde eerst alles voor mijn ogen, en toen kon ik plotseling zien wat zich een paar honderd meter onder ons afspeelde.’
‘Wat zag je dan?’ Ik kon bijna niet geloven dat ik een blinde serieus deze vraag stelde.
Ze draaide zich even naar TomTom, die was gaan hijgen, en beroerde even geruststellend de achterkant van zijn kop. ‘Ik zag een auto. Hij racete de straat uit en kwam slingerend op de oprit tot stilstand. Er sprong een man uit, hij struikelde en kroop een stukje op handen en voeten het besneeuwde kiezelpad op. Daarna verdween hij even achter een boom en dook vlak voor de schuur weer op. Ik zag aan zijn lippen dat hij schreeuwde toen hij zijn hoofd in zijn nek legde en huilend instortte, precies op de plaats waar ik het lijk van zijn vrouw had neergelegd.’
Ze sloot haar ogen, maar niet snel genoeg om een traan tegen te kunnen houden. Voor ons reed een klein terreinautootje, en in het schijnsel van zijn rode remlichten leek de traan op een rode druppel bloed die langs haar wang naar beneden liep.
‘Grote god, hij sloeg de hele tijd met allebei zijn vuisten tegen zijn hoofd. Steeds weer. Ik kon niet horen wat hij schreeuwde, want hij was veel te ver weg. Maar toen...’
‘Toen wat?’
‘Toen nam hij ineens contact met me op.’
We naderden de afslag Drei Linden en ik besloot verder rechtdoor richting Steglitz te rijden.
‘De man stond op en keek in mijn richting.’
‘Moment.’ Ik greep naar mijn nek. ‘Wist hij dan waar je was?’
‘Ja, ik had het onwerkelijke gevoel dat we elkaar goed kenden. In elk geval was ik heel ver bij hem vandaan en toen ik van schrik de verrekijker neerzette, kon ik hem daar beneden niet eens meer als klein stipje herkennen.’
‘Maar híj heeft jou gezien?’
‘Daar leek het op.’
De doffe druk achter mijn slapen werd erger. Het middel tegen mijn migraine had nog totaal geen effect.
Bestaat er misschien een verband tussen de ogenverzamelaar en Traunstein, de vader van de vermoorde kinderen?
We passeerden de oprit Avus, richting Charlottenburg. Achter me in de achteruitkijkspiegel was geen verkeer, dus ik trapte op de rem en raasde zo snel mijn Volvo toestond de Potsdamer Chaussee terug.