De wind waaide me een vlaag sneeuw recht in mijn gezicht.
‘Dus Alina Gregoriev was werkelijk bij je?’ vroeg ik aarzelend.
‘Zou kunnen.’
Ik veegde het smeltwater van de sneeuwvlokken van mijn voorhoofd. ‘Oké, maar vertel me dan nog één ding...’
‘Dat is nu al de tweede vraag.’
‘Het ultimatum.’
‘Wat is daarmee?’ vroeg Stoya ongeduldig.
‘Kan het zijn dat je tegen me hebt gelogen?’
Stilte. Heel even hoorde ik niets anders dan het klotsen van de golven tegen de romp van de boot. Toen siste Stoya grimmig in de hoorn: ‘Waar wil je naartoe?’
Mijn maag verkrampte net als de vorige dag, toen ik op de politieradio de melding één-nul-zeven had gehoord.
Het was bij de politie in de praktijk gebruikelijk informatie die betrekking had op de daad achter te houden of te veranderen, om valse bekentenissen te ontmaskeren en mensen eruit te kunnen halen die alleen maar aandacht wilden.
Maar dat zou hier niet het geval zijn. Want als de blinde vrouw op dit punt gelijk had, zou dat immers betekenen dat...
‘Zeven minuten,’ zei ik en ik merkte dat de hand waarmee ik de telefoon vasthield begon te trillen. ‘Het zijn vijfenveertig uur en zeven minuten tot de tijd is afgelopen.’
Tot de vader de verstopplaats moet vinden. Tot de kinderen sterven.
Stoya wist dat hij zichzelf op dat moment had verraden, toen hij te lang met het antwoord aarzelde. Daarom deed hij ook geen moeite meer tegen me te liegen, maar vroeg heel open: ‘Hoe weet je dat?’
Ik sloot mijn ogen.
Dat kan niet waar zijn. Lieve god, geef dat het niet waar is.
‘Pas op,’ hoorde ik de stem van mijn voormalige collega als uit de verte tegen me praten. ‘Eerst verschijn je als uit het niets op de plaats van het misdrijf, dan ligt daar ook nog je portefeuille en nu ben je in het bezit van informatie die zelfs mijn naaste medewerkers niet kennen.’
Ik heb het niet bedacht. Zij heeft het me gezegd. Alina, de blinde getuige die in het verleden kan kijken.
Stoya’s laatste zin verhevigde mijn rillingen. ‘Je begrijpt toch wel dat je op dit moment onze hoofdverdachte bent geworden?’
64
(NOG 10 UUR EN 44 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)
ALEXANDER ZORBACH (IK)
BIJNA WAS IK VERBAASD DAT ALINA ER NOG WAS TOEN IK HET GEsprek met Stoya had afgebroken en weer naar binnen was gegaan. Maar het was voor haar alleen al onmogelijk geweest ongemerkt langs me heen van boord te sluipen.
Vooruit schuifelend in de kou. Het stormachtige donker in.
Maar als ze zou zijn verdwenen, was dat alleen maar nog een schakel in de ketting van onverklaarbare gebeurtenissen geweest die me de laatste paar uur waren overkomen.
Hoe wist ze van de zeven extra minuten?
Toen ik de muffe warmte van de woonkamer binnen kwam, zat Alina nog steeds op de bank en streelde haar hond. TomTom genoot er zichtbaar van en strekte, op zijn zij liggend, zijn poten voor zich uit, zodat zijn vrouwtje beter bij zijn borst en buik kon komen.
‘Kunnen we?’ vroeg ze zonder op te kijken. Ik besefte dat het meestal de kleine dingen zijn waar ziende mensen vaak geen raad mee weten als ze met blinden communiceren.
Het meeste zeggen we niet met onze mond, maar met ons lichaam. Blikken, gebaren, bewegingen en zelfs het zachte trekken van de mondhoeken kunnen een caleidoscoop van emoties tot uitdrukking brengen, die soms woorden onderstrepen, maar vaak ook daarmee in strijd zijn. Dat betreft vooral de lichaamshouding. Onder normale omstandigheden is het onbeleefd iemand niet aan te kijken als je met hem praat, en hoewel ik wist dat degene tegenover me blind was, voelde ik me toch een beetje beledigd toen Alina me alleen haar profiel toonde. Toen begreep ik dat ze me logischerwijze haar oor toedraaide.
‘TomTom moet snel gevoerd worden en ik heb ook niets in mijn maag. Het zou dus fijn zijn als ik gauw naar huis kon.’
‘Ik heb nog één vraag,’ zei ik, maar ik wist eigenlijk niet waar ik moest beginnen.
Hoe weet je van het ultimatum? Niemand kan in het verleden kijken, dus waarom heb je dat idiote verhaal bedacht? En waarom sleep je me mee in je waanzin?
Alina lachte zachtjes en tilde haar hoofd op. ‘Eerst behandel je me als een inbreker, maar nu hecht je wel grote waarde aan mijn gezelschap.’
Ik beantwoordde haar lach en probeerde onbekommerd te klinken. ‘Puur journalistieke belangstelling.’
Ze trok haar wenkbrauwen op en ineens werd me duidelijk wat me eerst aan haar wisselende gezichtsuitdrukkingen en zojuist aan haar lichaamshouding had gestoord.
Het was het feit dat ze überhaupt met mimiek en gebaren communiceerde. Voor zover ik wist waren vreugde en verdriet, zelfs het juichend in de lucht steken van de armen na een gewonnen estafetteloop, aangeboren gedrag. Maar hoe zat dat met de gradaties daartussenin? Met afschuw, droefenis, of, zoals op dit moment de uitdrukking van zenuwachtig ongeduld, die duimendik op Alina’s gezicht lag? Mijn blinde fruitverkoper in Kreuzkölln vroeg me een keer hem erop te wijzen wanneer hij er te nors uitzag. Meestal was hij alleen maar geconcentreerd en in geen geval geërgerd. Sinds dat gesprek was ik ervan overtuigd dat mimiek het resultaat is van een leerproces dat je bij anderen afkijkt. Maar Alina beschikte over zo veel non-verbale uitdrukkingsvormen dat dat niet kon kloppen.