Zorbach lachte getergd. Zijn haar was doornat en zijn handen rood aangelopen van de kou, maar dat leek hem niets te kunnen schelen.
‘Ach, kom nou. Hoelang kennen we elkaar nu, Philipp? Je wilt toch niet echt van me horen dat ik hier puur toevallig langsgekomen ben?’
‘Natuurlijk wel. Met operatieschoenen en beschermende kleding.’
Stoya schudde zijn hoofd. Toeval. Dat was de gebruikelijke smoes van de persmuskieten, want natuurlijk was het verboden de interne politieradio af te luisteren.
‘Nee, Alex. Daar trap ik deze keer niet in. Ik wil de waarheid weten. En kom nu niet weer aan met je bescheten intuïtie.’
Zorbach was een fenomeen. Vroeger al, toen ze nog samenwerkten, was hij jaloers geweest op de fijne neus van zijn collega. Hoewel hij zijn psychologiestudie nooit had afgemaakt, was Alex een van de beste onderhandelaars van de politie geweest. Zijn inlevingsvermogen, zijn talent om zelfs de kleinste nuances van het emotionele gedrag van anderen op te merken was legendarisch. Jammer dat het ten slotte op de brug op een fiasco was uitgelopen.
‘Ik begrijp niet wat je bedoelt,’ zei Zorbach en hij veegde een paar druppels uit zijn wenkbrauwen. ‘Je weet dat ik vanaf het begin aan de zaak werk. Ik schrijf niets wat jullie kan schaden. Integendeel, ik probeer je te helpen en ik dacht dat we een afspraak hadden.’
Stoya knikte. Dikke regendruppels maakten zich van de rand van zijn capuchon los. Zorbach was dan wel officieel weg bij de politie, maar toch was er tussen hen sprake van een vruchtbare symbiose. Nog steeds, zeven jaar na het incident, ontmoetten ze elkaar regelmatig. En hoe vaak had hij bij deze officieuze besprekingen de beslissende vraag opgeworpen die bij hun onderzoek tot een doorbraak had geleid? Uit dankbaarheid en oude verbondenheid kreeg Alex een voorkeursbehandeling. Hij kreeg de belangrijke informatie altijd iets eerder dan de andere reporters.
Maar vandaag was zijn voormalige collega een stap te ver gegaan.
‘Laten we geen spelletje spelen, Alex. Vertel me de waarheid. Waarom ben je hier?’
‘Dat weet je toch.’
‘Zeg het me.’
Zorbach zuchtte. ‘Verdomme, ik heb de politieradio afgeluisterd.’
‘Hou me niet voor de gek.’
‘Wat mankeert jou?’
Stoya pakte zijn arm stevig vast. ‘Dat vraag ik jou. Vertel me eindelijk wat hier aan de hand is.’
Alex verbleekte. Zijn mondhoek trok en hij probeerde zich enigszins uit Stoya’s wurggreep los te wurmen.
‘Klets toch niet, man. Jullie hebben een één-nul-zeven gemeld.’
Stoya schudde krachtig zijn hoofd. ‘Ten eerste: die code gebruiken we niet meer. En ten tweede: sinds de laatste vondst is er een interne instructie dat we in het geval van de ogenverzamelaar nog alleen via beveiligde lijnen communiceren. Dankzij jouw berichtgeving worden we in ieder geval al in het openbaar afgemaakt. Denk je echt dat we zulke gevoelige informatie iedere radiohobbyist in de oren tetteren?’
In de verte begon het te donderen en de hemel werd donkerder.
‘Serieus?’ vroeg Zorbach ongelovig en hij streek door zijn natte haar.
‘Nee. Geen politieradio. We hebben niets doorgegeven.’ Stoya keek hem aan, wantrouwig en woedend. ‘Laat die spelletjes, Alex, en zeg me de waarheid: hoe wist jij zo snel dat we het lijk hier hebben gevonden?’
76
(NOG 13 UUR EN 57 MINUTEN TOT DE AFLOOP VAN HET ULTIMATUM)
ALEXANDER ZORBACH (IK)
‘HET WORDT ERGER,’ ZEI IK, TERWIJL IK MIJN BLIK DOOR DE SPREEKkamer liet dwalen. ‘Nu hoor ik ook al stemmen!’
Zoals al bij mijn eerste bezoek vroeg ik me af waar al het geld bleef dat de talrijke particuliere patiënten hier in de kliniek pompten. Met zijn vlekkerige zandsteenmuren zag het psychiatrische ziekenhuis er al vanbuiten gehavend uit. Vanbinnen was de kliniek nog meer aan renovatie toe. Bij mijn bezoeken tot nu toe had ik mijn arts in drie verschillende behandelkamers gezien. Ze onderscheidden zich alleen in de grootte en kleur van de vochtvlekken die zich van het plafond omlaag over de muren naar de glanzend gepolijste linoleumvloer uitstrekten.
‘Ik heb niet zo lang gestudeerd als u, dokter Roth. Tot de posttraumatische stressstoornissen ben ik niet meer gekomen en daarom vraag ik u: zou het daar iets mee te maken kunnen hebben?’
Met het feit dat ik zeven jaar geleden een vrouw heb doodgeschoten?
De plaatsvervangend chef-arts achter het bureau keek me scherp aan en zei niets. Dokter Martin Roth was een begenadigd luisteraar, een eigenschap die hem bijzonder geschikt maakte voor het beroep van psychiater. Tot mijn verbazing begon hij te glimlachen. Ik kon me niet herinneren dat hij dat tijdens onze sessies al eens had gedaan. En het tijdstip dat hij daarvoor had uitgezocht, leek me toch echt ongelukkig.