Nadat alle kinderen waren gaan slapen, deed ze het nachtlampje aan en vertrok. Zelf had ze een groot deel van haar leven hier doorgebracht. Op weg naar de keuken echoden haar stappen op de houten vloer. Een kop koffie zou haar goed doen. In de keuken aangekomen trof ze zuster Margaret, die diep in gedachten was verzonken. Ze hield van die vrouw als van een moeder omdat het de enige moeder was die ze ooit had gehad. Ze zag er nogal bezorgd uit.
‘Ze slapen,’ zei ze.
De non keek op. ‘Dank je, Maggie.’
‘Ik wilde een kop koffie. Wilt u ook?’
‘Heerlijk. Ik heb net gezet.’
Dat was hun wekelijkse ritueel – een kop koffie en bijpraten. Glimlachend liep Maggie naar de koffiepot. Nadat ze twee bekers had ingeschonken, ging ze erbij zitten aan tafel. Ze sloeg haar handen om de beker, die heerlijk warm voelde op deze koude januari-avond. Ze nam de vrouw tegenover haar op. Haar orde droeg geen habijt, omdat dat veel te lastig was om met kinderen te werken. Zuster Margaret was begin vijftig, maar had de geest van een veel jongere vrouw. Vanavond zag ze er echter zo oud uit als ze was.
‘Is er iets aan de hand, zuster?’
‘Ik genoot even van de rust. Dat is zo zeldzaam in een huis vol kinderen.’
‘Zeg dat wel.’ Soms, als Brady sliep, miste ze het rumoer van de kinderen.
‘Je zult wel moe zijn, liefje. Dat kunstproject met de kleintjes moet je gevloerd hebben. Dat je echte verf hebt gebruikt!’
Maggie knikte. ‘Het was inderdaad hectisch. Maar ze vonden het enig en dat ik ze lekker bezighoud, is het belangrijkste.’ Zaterdags was er geen school waar ze hun energie kwijt konden, dus die dag was een uitdaging voor haar en de andere vrijwilligers.
‘Over bezig zijn gesproken: heb je niet weer een nieuwe opdracht? Waar werk je?’
‘Spring Mountain Towers.’
De non trok haar wenkbrauwen op. ‘Dure plek.’
‘Zeker weten. En in het penthouse. De baby is een schatje. Hij heet Brady Garrett.’
De non nam een slok en keek Maggie over de rand van haar beker aan. ‘Er zit je iets dwars, of niet? Vertel het me maar.’
‘Ik maak me zorgen om hem als ik er niet ben.’
‘Je bent al onnodig ongerust vanaf het moment dat je als nanny begonnen bent, maar het is voor het eerst dat je je zorgen maakt om een baby.’
‘Maar dit is ook voor het eerst dat er alleen een vader is en geen moeder.’
‘Waar is die dan?’
‘Geen idee. Jason, Jason Garrett –’
‘Wat, de miljonair?’
‘Die, ja. Hij heeft alleen tegen me gezegd dat de moeder geen rol speelt.’
‘Was dat maar zo,’ protesteerde zuster Margaret.
‘Inderdaad.’ Lyssa’s verzoekje drong zich weer aan haar op. Jason had al het geld van de wereld, maar hij kon zijn zoon niet geven wat die het meest nodig had.
‘Wat voor een man is het?’
Hoe beschreef je Jason? Haar hart sloeg een slag over. ‘Hij is gedreven. Doelgericht. En dol op zijn zoon.’
‘Om maar te zwijgen over ernstig knap,’ voegde de non er met twinkelende ogen aan toe.
‘Pardon?’ Maggie deed of ze geschokt was.
‘Ik heb foto’s van hem gezien,’ reageerde Margaret grijnzend. ‘Ik ben een non, niet dood.’
‘Dat blijkt.’ Maggie lachte. ‘U hebt gelijk. Hij is heel knap, in het echt is hij zelfs nog beter, nog meer dan knap.’
‘Maar als hij zo toegewijd is aan zijn zoon, waarom maak je je dan zorgen?’
‘Nou, stel dat Brady van streek is en Jason krijgt hem niet rustig? Ik heb hem Karp geleerd…’ Zuster Margaret keek niet-begrijpend. ‘Karp is van Harvey Karp van UCLA, vijf punten om een baby rustig te krijgen. Die heb ik de vrijwilligers hier ook geleerd. Inbakeren, op de zij leggen, wiegen, sussen en zuigen. Je pakt hem stevig in een dekentje in, om het veilige gevoel van de baarmoeder te geven, houdt hem op zijn zij in je arm, wiegt rustig heen en weer en maakt sussende geluidjes.’
‘Dat lijkt me niet zo moeilijk.’
‘Misschien. Maar Jason bouwt grote resorts. Hij is geen babyman. Als hij het nu eens niet aankan? Wat als –’
‘Hij je nodig heeft?’
‘Ik weet dat het arrogant klinkt –’
Margaret gaf een klopje op haar hand. ‘Nee hoor, Maggie. Je laat gewoon zien dat je bezorgd bent. Ik maak me zorgen dat je gekwetst wordt, met dat marshmallow-hart van je. Wees voorzichtig, alsjeblieft.’
Die waarschuwing kwam echter al te laat. ‘Ik ben een grote meid, hoor.’
‘Wat niet wegneemt dat ik me zorgen om je kan maken. Sommige kinderen komen nooit over de afkeer van een weeshuis heen. Jij niet, natuurlijk. Jij was altijd lief en aanvaardde de dingen zonder morren.’