‘Slikte hij dat?’
Die vraag beviel haar niet en ze gaf geen antwoord. Er viel een stilte, ze dronken hun koffiekopjes leeg en verzonken in hun eigen overpeinzingen en gedachten. Jens’ gedachten leidden nergens toe, hij moest meer weten om het te kunnen begrijpen.
‘Dus de politie hield Hector in de gaten toen hij in het ziekenhuis lag?’
‘Ja.’
‘En jij en Hector raakten bevriend en de politie ontdekte dat?’
Sophie knikte. Ze wist niet waar hij heen wilde.
‘Ze namen contact met je op en vroegen of je verklikker wilde worden?’
Ze zweeg.
‘Daarna hebben ze afluisterapparatuur in je hele huis geplaatst?’
Zijn toon beviel haar niet.
‘En ze begonnen je te observeren?’
Ze keek naar haar handen. Draaide een ring in de juiste stand.
‘En nu dreigen ze je zoon met een aanklacht wegens verkrachting?’
Hij leunde achterover in zijn stoel.
‘Het klinkt ambitieus,’ zei hij.
Ze keek hem aan en probeerde uit te maken of hij sarcastisch was.
‘Wat vind je zelf?’ vroeg hij.
‘Misschien.’
‘Hoe bedoel je, misschien?’
‘Ambitieus misschien.’
‘Het lijkt wel of ze meer kruit aan jou verschieten dan aan Hector... Waarom?’
‘Ik weet het niet.’
Hij deed opeens anders. Alsof hij plotseling niet meer de puf had om begripvol te zijn. Alsof hij geen tijd meer voor haar had.
‘Je wordt bedreigd door de politie, afgeluisterd, je gaat om met een verdachte misdadiger en moet optreden als verklikker omdat de politie je zoon anders te pakken neemt?’
Sophie ging er automatisch tegen in.
‘Nee, echt niet.’
Hij wierp haar een vermoeide blik toe.
‘Ik heb niets met hem en ik weet niet of hij een misdadiger is... en ik heb nog niet geklikt.’
‘Heb je nog andere vrienden die op een zaterdagavond het bos worden ingereden om geëxecuteerd te worden?’
‘Hou op.’
‘Nee, jij moet ophouden, Sophie. Wat denk je dat dit is? Je kunt geen eigen werkelijkheid creëren vanuit je eigen wensen. Wat jou is overkomen is echt niet normaal. Deze politieman lijkt me een levensgroot gevaar. En je hebt wel geklikt, ook al zie je dat zelf anders. Op het moment waarop de politie jou vragen ging stellen, ben jij een verklikker geworden. Wat je wel of niet hebt gezegd doet er voor Hector en zijn aanhang totaal niet toe als ze erachter komen.’
Jens wilde verdergaan, maar hield zich in.
‘Waarom doet de politie dit?’ vroeg hij.
‘Ik weet het niet.’
‘Wat denk je?’
‘Controle. Me klem zetten, me dwingen dingen te doen die ik niet wil... Ik weet het niet.’
Ze keek hem aan.
‘Het is niet waar dat ik mijn eigen werkelijkheid creëer. Ik ben alleen niet van plan om iemand al bij voorbaat te veroordelen. Het is alsof ik door een mijnenveld loop, één misstap...’
Ze keek weer naar haar handen, naar haar vingers en de ringen die eraan zaten. De ring met diamanten van haar grootmoeder, haar trouwring die ze nog steeds droeg.
Ze ging langzaam verder: ‘Hector, de politie... Ik heb gedaan wat ik dacht dat goed was. Ik had niemand met wie ik het erover kon hebben. Ik wist niet welke rol ik had in alles wat er gebeurd is. Ik weet alleen dat ik een innerlijke stem moest volgen die ik heel lang niet gehoord had. Ik heb al zo lang naar de stilte geluisterd, om hulp geroepen. Maar nu opeens gaat het om mijn zoon, alleen om hem, al het andere is onbelangrijk.’
Hij was weer ontspannen, zijn stem klonk zwaar en hees.
‘Wie in je omgeving weet hier nog meer van?’
‘Niemand.’
‘Niemand?’
Ze schudde haar hoofd.
‘Niemand.’
‘Ga je met niemand om? Heb je geen vriendin die je kunt bellen als je iemand nodig hebt?’
‘Jawel.’
‘En zij weet ook niets?’
Sophie schudde haar hoofd.
‘Nee.’
Jens dacht na.
‘Goed,’ zei hij rustig en hij keek haar weer aan. ‘Waarom niet?’
Ze keek hem vragend aan.
‘Waarom heb je dit aan niemand verteld? Het is toch logisch dat je het hier met iemand over hebt?’
‘Dat doe ik nu toch?’
Het geluid van een propellervliegtuigje hoog in de lucht kwam door het open raam naar binnen.
‘En nu wil je er met Albert vandoor?’ vervolgde hij.
‘Ik weet niet wat ik moet doen.’
‘En als je mocht kiezen?’
‘Dan zou ik van het hele gedoe af willen zijn.’
‘Dat begrijp ik. Hoe zou je van het hele gedoe af kunnen komen?’
Ze haalde haar schouders op, maar zei niets.
‘Sophie!’
‘Ik weet het niet. Wat zijn dat voor idiote vragen?’
‘Je hebt toch wel een idee hoe? De gedachte moet toch zeker één keer bij je zijn opgekomen?’