Home>>read De Vuurdoop free online

De Vuurdoop(90)

By:Alexander Soderberg


‘We hebben jullie hulp nodig, vijfduizend de man.’

Istvan wachtte af.

‘Jullie zijn getuigen in een verkrachtingszaak. Een vijftienjarige jongen heeft een meisje gepakt. Jullie waren op dat feest, jullie hebben het allemaal vanuit drie verschillende hoeken gezien. Begrepen?’

Istvan knikte.

‘Absoluut.’

De andere jongens gingen helemaal op in het videospelletje. Hasse vroeg of ze de tv uit wilden zetten.

‘Waarom?’ vroeg de ene.

Voor dat soort vragen was Hasse Berglund allergisch.

‘Zet hem nu maar gewoon uit, als je zo vriendelijk zou willen zijn,’ zei hij veel te luid.

Er viel een stilte en er klonk een vrolijk deuntje uit de tv. Hasse concentreerde zich.

‘Ik vertel jullie een verhaal, jullie luisteren, daarna bespreken we wat het beste scenario is. Jullie moeten dit verhaal vloeiend kunnen vertellen. Jullie krijgen je geld vandaag. Mocht het nodig zijn dan roep ik jullie hulp nog een keer in bij een latere gelegenheid, dat is bij de prijs inbegrepen.’

Iedereen knikte.

Hasse overhoorde de jongens drie keer over het verzonnen verhaal. Ze kregen hun geld en de mededeling dat Hasse hen persoonlijk zou doden als een van hen zijn mond voorbijpraatte.

‘Als ik ooit word vermoord, dan hoop ik dat het door jou is, Groot Opperhoofd.’

Hasse maakte drie boksbewegingen in de lucht richting Istvan, die zich verdedigde.

Erik grinnikte. Istvan vroeg of ze nog even wilden blijven en een joint met hen wilden delen.

‘Die troep maakt je dom,’ mopperde Erik.

Die woorden bezorgden de jongens prompt een hysterische lachaanval.

***

In de auto op de terugweg vanuit Hallunda belde Erik een vroegere collega in Norrmalm en vroeg hem of hij in de loop van de dag even een verhoorkamer mocht lenen.

‘Twee uur krijg je, meer niet. En gebruik de trap aan de zijkant als je komt, niet de lift.’

Alles was gesmeerd gegaan. Die jongen, Albert, deed het bijna in zijn broek. Die moeder van hem, die verpleegster, was zo bleek als een vaatdoek geweest. Angst is een raar ding, dacht hij toen hij door de Vasagatan liep. Sommige mensen verzuipen er gewoon in.

Erik glipte een kebabzaak binnen en bestelde een uitgebreide schotel. De Turk achter de toonbank wilde over de voetbaluitslagen en het weer praten. Erik reageerde niet. De man begreep de hint en sneed het opgewarmde vlees stilzwijgend af. Erik nam plaats op een hoge kruk bij een smal barretje voor het raam, zuchtte en vouwde de tabloid uit die hij had gepikt uit de koffiekamer van de Norrmalmpolitie, sloeg een paar bladzijden om, een beroemdheid die hij niet herkende was kennelijk homoseksueel geworden. Erik had constant het gevoel dat hij steeds minder begreep van de wereld waarin hij leefde.

***

*

***

‘Albert?’

Leunend tegen het aanrecht stond ze naar hem te kijken. Albert hield zijn blik strak op de tafel gericht en weigerde op te kijken.

Alsof iemand anders haar stuurde, liep ze naar hem toe en gaf met haar vlakke hand een klap op zijn rechterwang, zo hard dat ze er zelf van schrok. Geschokt deinsde ze terug om vervolgens weer tot zichzelf te komen en met open armen op hem af te lopen. Hij kwam haar tegemoet door op te staan. Ze bleven even in die omhelzing staan, ze streek hem over zijn haar.

‘Ik heb niets gedaan,’ zei hij hees.

Ze hoorde het kind in hem, de angst van een onschuldige.

‘Dat weet ik,’ fluisterde ze.

‘Waarom moesten ze mij dan hebben?’

Ze dacht na over zijn vraag, dacht dat ze een antwoord had, maar was niet van plan hem dat te vertellen.

‘Niets... het is nu uit de wereld, ze hadden zich vergist...’

Ze hoorde hoe ze zichzelf herhaalde, dacht aan de microfoons die haar woorden oppikten en ze waarschijnlijk overbrachten naar Gunilla Strandberg.

‘Maar ze hadden toch getuigen! Verkrachting? Hoe kwamen ze...’

‘Sst,’ zei ze, ‘vergeet het nu maar, het is gewoon gebeurd. Iedereen maakt fouten, zelfs de politie.’

Ze aaide hem over zijn hoofd.

‘Hij heeft me geslagen,’ zei Albert zacht.

Sophie knipperde met haar ogen alsof er een vuiltje in zat. Ze dwong zichzelf kalm te blijven, bleef hem strelen.

‘Wat zei je?’

‘De agent in de auto, die heeft me in mijn gezicht geslagen.’

Plotseling zag ze de wereld om zich heen niet meer; haar aandacht werd naar binnen gericht, waar iets begon te gloeien. Een stukje kleur dat voelbaar begon te worden, begon te branden, te zwellen, druk uit te oefenen... haar te vullen. Het werd een enorme, kleurige woede. Niet dezelfde woede die zonet uit haar ongerustheid was ontstaan. Maar een vurige razernij die elke cel in haar vulde, zich verspreidde, zich in haar nestelde en al het andere wegdrukte. Merkwaardig genoeg zorgde die ervoor dat ze ontspande, dat ze zich weer kon concentreren.

‘We vertellen dit aan niemand. Beloof me dat,’ fluisterde ze.