Home>>read De Vuurdoop free online

De Vuurdoop(88)

By:Alexander Soderberg


De achterbank was van velours. Hij rook een geur van eten, hamburgers misschien. Hans Berglund keek via de binnenspiegel naar Albert.

‘Jij zit echt in de shit.’

Albert zei niets. Hoorde een synchroon kort en dof geluid toen alle portieren centraal vergrendeld werden. De man draaide zich om, ontmoette Alberts blik.

‘Nou moet je niet net doen alsof je niet weet waar ik het over heb.’

De man had een rond gezicht, kort haar en een onderkin. Albert zag iets van waanzin in zijn bleke, waterige ogen.

De klap kwam volkomen onverwacht. Hasse gaf hem met zijn vlakke hand een oplawaai tegen zijn hoofd en Albert sloeg hard met zijn hoofd tegen het zijraam. Een secondelang begreep hij er niets van, daarna kwam de pijn. Albert greep naar zijn hoofd.

‘Waar hebt u het over? U hebt de verkeerde voor,’ mompelde hij. De tranen sprongen hem in de ogen, hij trilde over zijn hele lichaam.

‘Nee, Albert, ik heb nooit de verkeerde voor.’

Hasse had zich weer omgedraaid en keek strak voor zich uit.

‘Ik heb net een meisje gesproken, veertien jaar oud, een kind eigenlijk nog, die zegt dat je haar twee weken geleden op een feest hebt verkracht... en zal ik je eens wat zeggen?’

Albert keek naar zijn knieën, hield zijn hand tegen de zijkant van zijn hoofd, waar het pijn deed.

‘En zal ik je eens wat zeggen?’ brulde Hasse.

Albert dwong zichzelf de man aan te kijken.

‘Ja?’

‘Ik geloof haar... we hebben drie jongens die bereid zijn te getuigen, we hebben ook een doktersverklaring. Veertien jaar betekent minderjarig. Dat is niet iets waar door de samenleving licht over wordt gedacht... integendeel.’

Alberts angst verdween een beetje.

‘Ja maar, dan is dat een heel andere jongen. Ik heet Albert Brinkmann, ik woon in Stocksund, daar verderop.’

Hij wees in de richting van zijn huis. Hasse ging er beter voor zitten.

‘Ben je op een feest in Ekerö geweest...’ vroeg hij en hij keek op zijn notitieblokje, ‘Kvarnbacken, de veertiende van deze maand?’

‘Ik weet niet hoe het daar heette.’

‘Maar je bent daar op een feest geweest?’

Albert knikte met tegenzin.

‘Maar ik heb daar geen meisje ontmoet... Ik heb een vriendin.’

‘Ben je zo’n geil kereltje, Albert?’ zei Hasse op vertrouwelijke toon. ‘Dat zijn we allemaal wel eens. Maar als het ontaardt, kom ik in beeld om orde op zaken te stellen. Dat is mijn werk, zie je.’

Het begon benauwd te worden in de auto.

‘Maar ik heb niets gedaan,’ fluisterde Albert.

Hasse liet zijn tong over zijn voortanden gaan, deed de zonneklep naar beneden en inspecteerde zijn grijns in het spiegeltje.

‘We rijden nu naar de stad, naar Norrmalm. Daar zijn de getuigen, ze mogen even naar je kijken. Als het inderdaad is zoals je zegt, kun je gaan. Oké?’

Albert probeerde zijn gedachten te ordenen.

‘Hoe heet ze dan, dat meisje?’ vroeg hij.

Hans Berglund klapte de zonneklep weer omhoog, startte de auto en reed de stad in. Op Alberts vraag gaf hij geen antwoord.

***

*

***

‘Daar ben je, er is telefoon voor je, het is Albert.’

Ze glimlachte naar haar collega en liep de receptie in, ging op een stoel zitten en pakte de hoorn die daar op het bureau op haar lag te wachten.

‘Hoi, lieverd.’

Aan de andere kant hoorde ze haar zoon huilen als een klein kind. Niet in staat om uit te leggen wat er gebeurd was. Ze luisterde, kalmeerde hem en zei dat ze eraan kwam.

***

Op het politiebureau mocht ze op de zoveelste verdieping in een lege gang plaatsnemen en daar wachten. Ze zat alleen in de stilte. Recht voor haar stond een deur van een kantoor op een kier. De kamer was leeg, werd niet gebruikt. Ergens verderop in de gang klonken voetstappen. Er kwam een grote, bebaarde man met een plastic map in zijn hand aanlopen. Hij bleef voor haar staan, stelde zich voor als Erik en ging naast haar op de bank zitten. Ze rook de geur van oud zweet die nog in zijn kleren hing.

‘Uw zoon, Albert. Hij heeft het u toch verteld?’

De stem van de man was donker en alledaags.

‘Het is een misverstand...’

Erik wreef in zijn ogen, krabde lichtjes over zijn voorhoofd. Hij maakte een vermoeide en uitgebluste indruk.

‘Hij heeft zich kennelijk vergrepen aan een meisje...’

‘Nee, dat heeft hij niet,’ zei ze. ‘En nu wil ik hem zien.’

Erik schraapte zijn keel.

‘Dat mag u ook, straks.’

‘Nu, of moet ik een advocaat bellen?’

‘Dat is niet nodig.’

Ze begreep het niet.

‘Wat bedoelt u?’

‘Wat ik zeg, dat het niet nodig zal zijn.’

‘Wat niet?’

‘Een advocaat bellen.’

‘Dan wil ik hem zien.’

Hij tilde zijn hand een eindje op van zijn been.