Eva keek aandachtig naar het whiteboard en gaf geen antwoord.
Gunilla draaide zich weer om naar het bord, ze zocht iets en piekerde even. Eva ging met haar eigen bezigheden verder. Nadat Gunilla een eeuwigheid naar het bord had gestaard kwam ze weer tot leven, liep naar haar bureau, deed haar halsketting af en maakte de middelste la open met een sleutel die aan haar halsketting zat. Ze haalde een zwart notitieboekje tevoorschijn, sloot de la af, deed de ketting om en verliet de kamer.
Gunilla liep naar buiten, de Brahegatan op. Ze sloeg links af en wandelde de Valhallavägen in. Ze liep een tijdje door tot ze een plek vond waar ze kon zitten. Het werd een bankje recht tegenover de metro-ingang bij het stadion. Daar bleef ze een poosje zitten.
Te midden van al het verkeersgedruis en andere omgevingsgeluiden deed ze haar ogen dicht en liet de buitenwereld plaatsmaken voor haar innerlijke wereld. Geleidelijk aan verdwenen de geluiden van het verkeer, het geruis van de wind in de bomen, de hele omgeving. Gunilla was in opperste concentratie, er kwam niets binnen, er ging niets naar buiten. Ze liet beelden van Sophie Brinkmann voor haar geestesoog passeren. Ze zag haar gezichtsuitdrukkingen voor zich, hoorde haar stem en zag haar kleine en weinig opvallende handgebaren. Haar rechterhand die haar haar achter haar oor schoof, haar wijsvinger die over haar wenkbrauwen ging, haar hand die stil op haar rechterbovenbeen lag. Gunilla zag het rukje met haar hoofd, ze zag drie verschillende glimlachen: de eerlijke, de beleefde, de vragende. Ze hoorde drie verschillende intonaties: de natuurlijke, de weifelende, de onbewust oneerlijke... Ze zette haar momenten met Sophie naast elkaar, zette intonaties naast elkaar, zette uitdrukkingen en formuleringen naast elkaar. Ze zag de verschillende gelaatsuitdrukkingen van Sophie tijdens hun autoritje, toen Gunilla het had gehad over het gevoel van schaamte dat met het ouderloos zijn verbonden was. Ze riep de klank van Sophies stem weer in zich op: eerlijk en zacht... ontwijkend. Ze herinnerde zich Sophies uitdrukking toen ze haar duidelijk had gemaakt dat ze haar in de gaten hielden en haar vervolgens had gevraagd Wat doet dat met je? Toen had Sophie anders geklonken, toen had ze gelogen. Gunilla vergeleek die stem met hoe Sophie aan de telefoon had geklonken toen ze bezwoer dat Hector nog in restaurant Trasten was geweest toen zij van daaruit naar huis reed. Het volume en de toonhoogte waren hetzelfde. Ze had gelogen.
Gunilla zag in gedachten het chronologische verloop: Hector verdwijnt om de een of andere reden uit het restaurant, Sophie en Aron helpen hem... Sophie liegt. Liegt ze voortdurend? De hele tijd al?
De werkelijkheid kwam terug, het geluid van haar eigen ademhaling, het geluid van de zachte wind in de loofbomen, het geluid van het verkeer en de mensen... Gunilla Strandberg begon met haar ogen te knipperen en opende haar ogen.
Ze sloeg het zwarte notitieboekje open dat op haar schoot lag, schreef alles op wat haar zojuist duidelijk was geworden, alle redeneringen en reflecties, alle inzichten... haar intuïtieve gedachten. Het boekje stond vol met dit soort onduidelijke helderheden.
Ze las na wat ze zojuist had opgeschreven, keer op keer – het beeld begon steeds duidelijker te worden. Sophie Brinkmann deed kennelijk precies wat ze zelf wilde.
Gunilla stond op en liep terug naar het bureau, belde haar broer Erik en zei dat ze hem even als klankbord wilde gebruiken.
***
*
***
Albert voelde zich vrolijk toen hij van haar huis liep, met nog steeds de smaak van haar kauwgom in zijn mond. Twee weken geleden hadden ze iets met elkaar gekregen. Nu waren ze een stel. Ze heette Anna Moberg en hij had haar altijd al erg leuk gevonden.
Er kwam een auto naast hem rijden. Hij volgde Albert in hetzelfde langzame tempo als waarin hij liep. Albert keek naar de auto, naar de bestuurder, vroeg zich af wat die van hem wilde, maar het raampje aan de bestuurderskant bleef dicht. Hij liep verder, bleef toen staan.
De auto reed nog een paar meter door en stopte toen ook. Albert stak achter de auto langs de weg over en versnelde zijn pas. Er gleed een raampje open.
‘Hé, knul!’
Albert draaide zich om, zag een grote, onbekende man in een windjack achter het stuur zitten.
‘Albert Brinkmann?’
Albert knikte.
‘Kom eens hier dan kan ik met je praten.’
Albert was op zijn hoede.
‘Nee, ik moet naar huis.’
Hij hoorde de nervositeit in zijn stem doorklinken, probeerde die te maskeren door vastberaden te blijven staan, maar zijn lichaam gehoorzaamde hem niet. De man in de auto wenkte hem.
‘Kom eens hier zei ik, ik ben van de politie.’
Albert liep met nerveuze stappen naar de auto toe. De man hield een legitimatiebewijs omhoog.
‘Ik heet Hasse, ga achterin zitten.’
Albert aarzelde.
‘Ga op de achterbank zitten,’ herhaalde hij zachtjes.