Lars had afstand bewaard en zich in een naburige tuin in de bosjes verstopt. Hij had hen gezien toen ze aan kwamen lopen, halfdronken en onbevreesd, en had hen over een bloemetjespak horen praten. Wat deden ze daar in vredesnaam?
De telelens had mooie foto’s opgeleverd, de geluidloze ontspanner schoot duidelijke close-ups van Anders Ask en de grote Hans Berglund. Hij wachtte tot ze weg waren en bleef nog even zitten totdat hij zeker wist dat hij alleen was. Hij scheurde een blaadje uit zijn notitieboekje en schreef er in zijn onregelmatige handschrift ‘wees voorzichtig’ op.
Lars stopte het briefje bij Sophie in de brievenbus.
***
Thuis in zijn flat zette Lars de foto’s van Anders Ask en Hans Berglund op de computer, hij printte er een paar van uit en hing die aan de muur. Hij ging op zijn kantoorstoel zitten, reed achteruit en keek naar zijn werk. De muur was gegroeid, alsof hij een eigen leven leidde.
Sara stond in de deuropening. Ze was net wakker en tuurde met toegeknepen ogen naar de muur, die helemaal bedekt was met namen, foto’s, woorden, pijlen, tijdstippen, strepen en vraagtekens. Een wirwar, een waanzinnige wirwar. Haar ogen gingen naar Lars, die ernaar zat te kijken. Leeg, bleek, slechte huid, vet haar – hij leek wel ziek.
‘Jij moet hulp zoeken,’ zei ze.
Hij draaide zich naar haar om. ‘Jij moet hier weg.’
‘Ik ga ook weg, ik kan alleen nergens heen. Ik heb met Terese gesproken, misschien kan zij me helpen.’
Hij keek haar aan. ‘Denk je dat mij dat iets kan schelen?’
Ze keek verdrietig en richtte haar ogen weer op de muur.
‘Wat is dit, Lars?’
Lars bekeek zijn grootse werk tevreden.
‘Het leven aan een muur... Het hele klereleven... aan een muur!’
Ze begreep er niets van. Hij stond op en liep op onvaste benen naar haar toe. Zijn uitdrukking had iets voldaans, haar gezicht klaarde voorzichtig een beetje op, misschien wilde hij haar omhelzen...
Pets! Ze kreeg een harde klap in het gezicht. Ze zakte door haar benen en viel op de grond. Sara zag sterretjes. Opeens zat hij met een verwrongen gezicht over haar heen gebogen. Hij schreeuwde zo hard dat het speeksel uit zijn mond spatte, hij schreeuwde dat ze nooit meer in zijn werkkamer mocht komen. Deed ze dat wel, dan zou hij haar vermoorden.
***
deel iii
16
‘Carlos Fuentes heeft zaterdagnacht hulp gezocht op de afdeling spoedeisende hulp.’
Gunilla bleef staan, dacht na over de woorden en trok toen haar jas uit.
‘Diezelfde nacht?’
Eva knikte.
‘Hij beweerde dat hij was overvallen door een groep jongeren.’
Gunilla hing haar jas op een kleerhanger.
‘Is hij verhoord?’
Eva wees op een stapel papieren voor haar op het bureau.
Gunilla las het verhoor dat een patrouille die nacht om 01.48 uur had afgenomen. Er stond niets opmerkelijks in. Carlos was het Odenplan overgestoken en de Norrtullsgatan in gelopen toen hij door drie onbekende jongens werd overvallen. Een signalement kon hij niet geven, de jongens waren snel weggevlucht. Gunilla nam snel het medisch rapport door, Carlos was twee boventanden kwijtgeraakt, had blauwe plekken en bloeduitstortingen in zijn gezicht. Ze las het nog een keer.
‘Geen verwondingen op zijn lichaam,’ zei ze.
Eva keek op van haar scherm.
‘Wat zei je?’
‘Hij werd overvallen door drie jongemannen die het blijkbaar allemaal op zijn gezicht hadden voorzien. Hij heeft geen enkele verwonding op zijn romp, zijn armen of zijn benen.’
‘Dat kan toch?’ zei Eva.
Gunilla hield haar blik nog steeds op het papier gevestigd.
‘Ja, dat kan...’
Ze ging op een stoel zitten, las het rapport nog een keer van begin tot eind door. Toen ze klaar was stond ze op, liep naar het whiteboard dat aan de muur hing, pakte een viltstift en noteerde de datum waarop de neergeschoten man op de afdeling spoedeisende hulp was afgeleverd en daarboven schreef ze Twee onbekende mannen in Trasten. Vervolgens schreef ze Hector? en Sophies auto? En Man met schotwond en Carlos Fuentes mishandeld. De zinnen vormden een halve maan boven de datum. Onder de datum schreef ze Onbekende man in Sophies auto? Pas schoongemaakte auto?
Ze deed een stap naar achteren. Er was geen bewijs dat het Sophies auto was die de ambulance-ingang was binnengereden, er was geen bewijs dat deze gebeurtenissen iets met elkaar te maken hadden. Aan de andere kant, met alle respect voor het toeval... soms zijn dingen iets té toevallig.
‘Eva?’ zei ze.
Eva Castroneves keek op.
‘Carlos is diezelfde avond mishandeld en Anders heeft de man die met schotwonden in het ziekenhuis ligt geïdentificeerd als een van de twee mannen die Trasten binnengingen, met zeventig procent zekerheid zoals hij het uitdrukte... De mat in de bagageruimte van Sophies auto is te klein en is onlangs gelijmd, hij rook de geur van schoonmaakmiddel... Kunnen we het idee van toeval van de hand wijzen?’