Home>>read De Vuurdoop free online

De Vuurdoop(72)

By:Alexander Soderberg


Jens haalde zijn schouders op.

‘Jullie hebben de verkeerde voor. Ik heb niets met de Guzmans te maken. Ik ben hier om mijn spullen te halen, verder niet.’

Ralph haalde diep adem en schudde zijn hoofd.

‘Nee, jij moet mijn voorstel overbrengen, ons bellen en vertellen hoe het is ontvangen. Jij moet hierin bemiddelen. En zolang ik in dit vertrek ben, zijn alle afspraken met Michail niets waard... Sorry.’

Ralph pauzeerde even voor het effect.

‘Michail zegt dat hij jou een paar keer is tegengekomen. Jij bent geknipt voor die taak. Als ik met een bemiddelaar zou komen, zouden de Guzmans zich daartegen verzetten. Ik wil dat jij naar huis gaat met die vraag en je neemt je wapens mee. Als je ervoor kiest om niet te doen wat we je vragen, dan komen we je opzoeken.’ Ralph haalde zijn schouders op om aan te geven dat Jens het vervolg waarschijnlijk zelf wel kon invullen.

Jens besefte dat hij kansloos was. Als Michail niet in het vertrek was geweest, was hij vader en zoon te lijf gegaan, dat zou niet onplezierig geweest zijn.

‘En wat is de vraag?’

Ralph dacht na.

‘Het is geen vraag. Zeg maar dat we hen willen uitnodigen, ze begrijpen wel wat ik daarmee bedoel.’

‘Ik zal jullie laten weten wat het antwoord is, dan is het wat mij betreft klaar,’ zei Jens.

‘Wie is de vrouw?’

De vraag kwam plotseling en Jens hield zich van de domme.

‘Welke vrouw?’

‘De vrouw die achter het stuur zat toen jullie Hector zo heldhaftig redden?’

‘Weet ik niet. Een vlam van Hector, neem ik aan.’

Ralph knikte.

‘Is hij er zo een?’

‘Wat voor een?’

‘Een rokkenjager?’

‘Daar kan ik geen antwoord op geven.’

‘Hoe heet ze?’

Jens schudde zijn hoofd.

‘Weet ik niet.’

Ralph staarde Jens aan en keek hem een poosje in de ogen, op zoek naar iets.

‘Michail blijft hier om je met je spullen te helpen,’ zei hij en hij draaide zich om en liep naar de deur. Christian stond op van de bank en liep achter hem aan. Ze verlieten het huis, de deur ging dicht en het werd stil.

Michail wees naar de keldertrap. Jens keek naar het monster dat voor hem stond. Hij wreef de vermoeidheid uit zijn ogen en liep zuchtend de keldertrap af. Michail kwam achter hem aan.

Ze tilden de dode Jürgen van de kisten, droegen hem een soort oude bijkeuken in en legden hem op de koude vloer. Ze liepen terug naar de garage.

‘Hoe gaat het met Klaus?’ vroeg Michail zacht.

‘Beter dan met Jürgen...’

Michail vroeg het nog eens.

‘Wat interesseert jou dat?’ vroeg Jens.

‘Het interesseert me.’

Hij bleef bij zijn kisten staan.

‘We hebben hem naar de spoedeisende hulp gebracht, het komt wel goed met hem.’

Michail liep weg en trok de garagedeur omhoog. Het vertrek vulde zich met daglicht. Ze pakten een van Jens’ kisten ieder aan een kant vast, tilden hem gelijktijdig op en liepen naar zijn auto, die langs het trottoir geparkeerd stond.

‘Klaus is een goed mens.’

Ze duwden de kist de bagageruimte in.

‘Wat is jouw definitie van een goed mens?’ vroeg Jens.

Michail gaf geen antwoord, ze liepen de garage weer in en sjouwden de tweede kist naar de auto. Daarna liet Jens de achterklep dichtvallen.

‘Geef me je nummer,’ zei Michail.

Jens gaf hem zijn mobiele nummer van dat moment. Michail stuurde een contact naar hem door. Jens’ mobieltje piepte.

‘Wanneer je met de Guzmans hebt gesproken, moet je dit nummer bellen. Zorg dat je iets voor elkaar krijgt. Het is een teringzooi,’ zei Michail en zonder afscheid te nemen liep hij het huis in met zijn waggelende gang.

Jens reed München uit en zette koers naar Polen. Door Tsjechië was korter, maar hij wilde grote grensovergangen zo veel mogelijk mijden. Hij reed verder door Duitsland en hoopte op een eenvoudige grensovergang ergens. Die vond hij bij de Duitse stad Ostritz en hij glipte zonder problemen Polen binnen.

Hij belde Risto, vertelde dat het allemaal mis was gelopen met de wapens, maar dat hij nu onderweg was. Hij vroeg Risto of hij de Russen kon overhalen geen punt te maken van de vertraging, dat hij akkoord ging met een kleine korting, maar dat hij niet wilde dat ze stennis zouden maken. Hij zou over zeven uur in Warschau zijn, hij gaf Risto de naam van een hotel waar hij de volgende dag te bereiken was. Risto zou zien wat hij kon doen.

Het was donker buiten, het leek net of dit deel van het Poolse platteland zonder stroom zat. Overal dichte duisternis. Hij kwam geen auto’s tegen, zag geen verlichte ramen van huizen in de verte. Hij kreeg heel even het gevoel dat hij alleen was op de wereld. Ka-boem, ka-boem. Het klonk als een trein toen de banden over de naden tussen de betonblokken reden. Het geluid was eenvormig en hypnotiserend. Zijn ogen raakten niet aan het duister gewend. De koplampen verlichtten maar een klein kegelvormig deel van de weg voor hem, die er steeds hetzelfde uitzag. Even grijs en nietszeggend als het duister om hem heen. Ka-boem, ka-boem... Het geluid veranderde in een wiegelied. Jens begon te knikkebollen achter het stuur, draaide het raampje open, probeerde wakker te blijven door luid te zingen. Dat werkte niet, hij stopte met zingen, dacht dat hij zong, het liedje ging door in zijn hoofd. Hij knikkebolde. Ka-boem, ka-boem... en opeens een ander geluid ergens. Een doordringend geluid. Zijn mobiel!