Home>>read De Vuurdoop free online

De Vuurdoop(71)

By:Alexander Soderberg


‘Hallo?’

Geen antwoord. Er stonden geen meubels, alleen een oude bank in iets wat een woonkamer moest voorstellen. Verticaal gestreept, bleek behang uit lang vervlogen tijden en hier en daar bruine vochtvlekken tegen het plafond en op de vloer. Hij nam een kijkje in de keuken. Een tafel met twee stoelen, een koffiezetapparaat; het was er doodstil. Jens draaide zich om en keek naar de voordeur die hij zojuist achter zich dicht had gedaan. In de deurpost, een decimeter boven de vloer, zaten twee elektrische lichtdiodes. Hetzelfde type dat je in winkels ziet, die een ‘pling’ veroorzaken als de lichtstraal wordt onderbroken. Hij inspecteerde de amateuristisch aangelegde installatie, volgde de bijbehorende kabel en zag dat die aan een dunne telefoondraad gekoppeld zat, die slordig achter de plafondplint was weggemoffeld.

Hij kreeg haast en rende naar de bovenverdieping. Twee slaapkamers en een badkamer. Hij zocht in kasten, zocht met zijn ogen vloeren en wanden af om een geheime ruimte te vinden. Hij rende weer naar beneden, herhaalde de procedure in de keuken, de woonkamer en de achterkamer. Leeg. Jens overwoog ervandoor te gaan, besefte dat hij misschien belazerd was of in de val gelokt. Wat was erger: de Russen die hun spullen niet kregen of die rottige Duitsers die misschien onderweg waren? Het antwoord luidde: de Russen. Hij moest zijn wapens terug zien te krijgen.

De kelderdeur ging moeilijk open, hij klemde. Hij rukte en trok, maar kon er geen beweging in krijgen. Jens ging er een meter vanaf staan, haalde uit en gaf een trap. Na nog twee harde trappen gaf de deur mee.

Uit de donkere kelder sloeg een zware lucht hem tegemoet toen hij de trap in drie stappen afdaalde. Jens zocht met zijn handen langs de muur naar een lichtknopje. De seconden verstreken, hij kon geen knopje vinden, struikelde ergens over en tastte verder langs de muur. Nu kwam er een andere geur op hem af, een bekende geur – van iets doods. Die had hij in de herfst in het buitenhuis geroken, toen de muizen een plekje binnen zochten en in de muren doodgingen. Dezelfde geur, maar dan scherper en sterker. Hij kokhalsde, ademde in zijn elleboog en liep verder, met zijn andere hand langs de muur.

In de verste hoek van het vertrek vond hij een schakelaar en die draaide hij om. De lampen kwamen slaapdronken tot leven en in het flikkerlicht van de tl-buizen zag Jens een lichaam. Hij stond in een garage zonder auto’s, een ruimte badend in een bleek, koud licht. Het lichaam lag op zijn rug dwars over zijn wapenkisten, midden in het vertrek. De keel van de man was doorgesneden. Zijn gezicht was opgezet, lichtgeel en wasachtig. Jens bleef als versteend naar het lijk staan kijken. Hij wist niet wat hij moest doen, hij probeerde de paniekgevoelens waar hij last van begon te krijgen weg te drukken.

Hij hoorde boven de voordeur open- en dichtgaan en het galmende geluid van voetstappen door de lege kamer drong tot in de kelder door. Boven aan de trap doken een paar grote schoenen op.

‘Boven komen,’ gromde Michail.

Toen Jens de trap op liep, pakte Michail hem beet, fouilleerde hem, zocht naar wapens, vond niets en duwde hem weg.

Op de oude bank zat een jongeman in een pak en een wit overhemd met een paar knoopjes los. Bij het raam aan de straatkant stond een oudere man met de rug naar Jens toe. Hij was correcter gekleed, stijver.

‘Je zegt dat je niets met de Guzmans te maken hebt, hoor ik.’ Ralph Hanke draaide zich om.

‘Er ligt een dooie op mijn kisten in de kelder,’ zei Jens.

‘Jürgen?’

‘Het kan me niet schelen hoe hij heet. Willen jullie zo vriendelijk zijn hem weg te halen?’

Ralph glimlachte. Jens bekeek hem goed en constateerde dat zijn glimlach vreugdeloos was en alleen uit opgetrokken mondhoeken bestond.

‘Op Jürgen hebben we lang jacht moeten maken. Hij had ons veertigduizend euro door de neus geboord, snap je? Hij dacht dat het niet op zou vallen. Wat koop je tegenwoordig voor veertigduizend euro? Een beetje auto is duurder. Maar Jürgen kon het niet laten.’

Ralph keek weer naar de straat.

‘Hij heeft ons nog met meer dingen problemen bezorgd... We vermoorden geen mensen om veertigduizend euro... We zijn geen monsters.’

‘Willen jullie zo vriendelijk zijn die dooie van mijn spullen te halen, dan kan ik weg. Ik had een afspraak met Michail hier,’ ging Jens verder.

‘Die geldt nog steeds... in principe. Ik wil met je praten voordat je vertrekt.’

Jens keek naar Christian, die hem de hele tijd strak aanstaarde. Ralph draaide zich om.

‘Mijn zoon Christian,’ zei Ralph.

Jens liet met een schouderophalen zien hoe weinig hem dat kon schelen.

Ralph kwam ter zake.

‘Ik wil de Guzmans uitnodigen. Ik wil dat ze bij ons komen... Wij nemen hun zaken van nu af aan over. Zij worden werknemers, zou je kunnen zeggen. Goede arbeidsvoorwaarden.’